De broers, nu 20 en 21 jaar oud, kwamen in 2021 als tieners naar Nederland. Nadat zij hun verblijfsstatus kregen toegekend, bood de gemeente hen een woning aan in Overvecht, aan de Kasaidreef. Die flat weigerden zij herhaaldelijk, omdat ze niet samen wilden wonen. Volgens hun verklaring hebben ze elk een eigen levensritme: de een studeert, de ander werkt ’s nachts in de horeca.

Hoewel het appartement oorspronkelijk voor hen bestemd was, is het inmiddels aan anderen toegewezen. “Het zijn volwassen mannen met elk hun eigen schema,” aldus hun toelichting in de rechtszaal. Maar het COA benadrukt dat het aanbod redelijk was. “Gezien de woningnood hadden ze zelfs een woning met onbekenden kunnen krijgen,” liet het opvangorgaan weten. “Samen in een eigen woning is dan een luxe.”

De zaak kwam voor de rechter, die in juni besloot dat het tweetal het azc moest verlaten. Tegen dat vonnis gingen de broers in hoger beroep, maar ook daar kregen ze nul op het rekest. Het gerechtshof oordeelde dat zij zelf voor alternatieve woonruimte moeten zorgen en dat hun kamer in het Utrechtse azc mag worden ontruimd.

Volgens het COA zijn de broers meerdere keren gewezen op de consequenties van hun weigering. De organisatie gaf bovendien aan dat hun gedrag ertoe kan leiden dat ze ook geen aanspraak meer maken op noodopvang voor daklozen.