ING beëindigde in september 2019 de relatie met Fashion One, omdat het verplichte cliëntenonderzoek niet succesvol was afgerond. Het bedrijf kon nog tot 3 december 2019 gebruikmaken van zijn rekeningen. Kort daarna zette de bank het resterende saldo over naar een interne tussenrekening.

In september 2020 vroeg Fashion One om het bedrag in contanten uitbetaald te krijgen. Volgens het bedrijf was dat de enige optie, omdat het geen nieuwe bankrekening wilde openen. Er zou geen wettelijke verplichting zijn om een girale betaling te accepteren. ING weigerde en verwees naar interne beperkingen en veiligheidsrisico’s.

Standpunt ING
De bank voerde aan dat haar organisatie niet is ingericht op het uitvoeren van contante betalingen van zulke omvang. Grote bedragen liggen niet standaard op kantoor en uitbetaling via de servicebalie zou gevaarlijk zijn voor zowel medewerkers als klanten. Ook beschikt ING niet over beveiligde ruimten voor dergelijke transacties en regelt de bank geen waardetransport. Volgens ING kan de klant zelf een gespecialiseerd bedrijf inschakelen, waarna het saldo giraal wordt overgemaakt en in contanten omgezet.

Oordeel rechtbank
De rechter stelde ING in het gelijk. Op grond van het Burgerlijk Wetboek mag een schuldeiser normaal gesproken betaling in contant geld eisen, tenzij wet, overeenkomst, gewoonte of redelijkheid en billijkheid anders bepalen. In dit geval wegen de veiligheidsrisico’s zwaarder, oordeelde de rechtbank.

Dat Fashion One geen bankrekening heeft en er ook geen wil openen, vindt de rechter onvoldoende reden om ING te verplichten tot contante uitbetaling. Volgens de bank zijn er bovendien andere internationale banken die wél grote bedragen in contanten kunnen uitbetalen. Fashion One heeft niet onderbouwd dat zo’n rekening openen onmogelijk zou zijn.

Omdat ING niet verplicht was tot contante betaling, verkeerde de bank niet in verzuim toen zij het verzoek in 2020 afwees. De vordering werd afgewezen en Fashion One moet de proceskosten van  2.082 euro vergoeden.