Raad van State: Halsema handelde onrechtmatig bij demonstratie

Burgemeester Femke Halsema heeft in 2020 onrechtmatig gehandeld door demonstranten van Extinction Rebellion met bussen af te voeren naar een onbekende locatie. Dat oordeelt de Raad van State nu. Volgens de hoogste bestuursrechter mocht de burgemeester de demonstratie beëindigen en een noodbevel geven, maar had zij geen bevoegdheid om de demonstranten zonder juiste wettelijke grondslag elders heen te vervoeren.
Het ging om een protest van Extinction Rebellion in september 2020. De burgemeester, destijds voorzitter van de Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland, had het protest toegestaan, maar met strikte voorwaarden. Zo mochten de activisten geen wegen of gebouwen blokkeren. Die afspraak werd geschonden toen de kruising van de Beethovenstraat en de Gustav Mahlerlaan werd bezet.
De burgemeester besloot daarop de demonstratie te beëindigen. Ze gaf een noodbevel waarin stond dat de actievoerders het plein moesten verlaten. Wie dat weigerde, werd met bussen vervoerd naar een onbekende plek. Dit wordt in bestuursrechtelijke termen “bestuurlijk verplaatsen” genoemd.
Volgens de Raad van State mocht Halsema het noodbevel geven, maar niet overgaan tot bestuurlijk verplaatsen op grond van de gebruikte bepaling. Ze beriep zich op artikel 175 van de Gemeentewet, een algemene noodbevoegdheid. Maar dat artikel is niet bedoeld voor het dwingen van burgers om zich te laten vervoeren. Daarvoor bestaat artikel 176a, dat expliciet over bestuurlijke verplaatsing gaat. Die bepaling werd in dit geval niet gebruikt.
Het vervoeren van de demonstranten per bus betekende volgens de Raad van State een tijdelijke vrijheidsontneming. Voor zo’n ingrijpende maatregel eist de Grondwet een duidelijke wettelijke grondslag. Doordat die ontbrak, is de handelswijze van Halsema onrechtmatig, aldus het oordeel. De uitspraak bevestigt een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam, die eveneens concludeerde dat de burgemeester te ver ging.