De monteur van 34 jaar begon in april met zijn nieuwe baan als servicemonteur. In zijn eerste dagen liet hij weten dat hij één tot twee keer per dag moest bidden en daarvoor klanten wilde vragen om een ruimte beschikbaar te stellen. Toen hij werkzaamheden moest uitvoeren bij een veehouder, meldde hij dat hij niet in de buurt van varkens mocht komen. Op zijn vierde werkdag werd zijn contract beëindigd, terwijl hij nog in zijn proeftijd zat.

Het bedrijf gaf daarbij aan dat klanten niet zouden worden belast met het beschikbaar stellen van een ruimte om te bidden. Ook stelde de werkgever dat de man in de bedrijfsbus kon bidden, maar dat hij dat zou hebben afgewezen. Verder wees het bedrijf erop dat er in zijn regio veel veehouders met varkens als klant zijn. Volgens de werkgever konden collega’s die klanten niet overnemen, omdat dat tot inefficiëntie en extra reistijd zou leiden. Brand Preventie Groep heeft geen reactie gegeven naar aanleiding van vragen die NieuwRechts het bedrijf over de rechtszaak heeft gesteld.

Rechter ziet verboden onderscheid
De monteur was het niet eens met zijn ontslag en stapte naar de rechter. Hij stelde dat hij niet ontslagen mocht worden om zijn geloof. Zijn werkgever betoogde dat er geen sprake was van discriminatie. Volgens het bedrijf zou de man niet zijn aangenomen als hij tijdens het sollicitatiegesprek had uitgelegd hoe hij zijn geloof beleefde. Ook vond de werkgever dat hij zich niet flexibel opstelde.

De rechter in Zaandam kwam tot een andere conclusie. In de uitspraak staat dat er sprake is van een ‘verboden onderscheid op basis van geloof’. Dat betekent dat het bedrijf de man verschillende vergoedingen moet uitbetalen. De uitspraak stelt dat hij recht heeft op 81 euro transitievergoeding. Daarnaast krijgt hij bijna 3900 euro aan loon over de opzegtermijn.

Het grootste deel van het bedrag bestaat uit een ‘billijke vergoeding’ van 15.000 euro voor onterecht ontslag. In totaal ontvangt de servicemonteur daarmee na drie werkdagen bijna 19.000 euro.