Vrijheid van meningsuiting onder druk door nieuwe definitie anti-moslimhaat

De Britse regering werkt aan een nieuwe officiële definitie van anti-moslimhaat die grote impact kan hebben op beleid, onderwijs en het publieke debat. De definitie is niet wettelijk bindend, maar zal worden gebruikt door overheden en publieke instellingen als richtlijn. Daarmee kan zij bepalen wat als onacceptabel gedrag geldt richting moslims. Critici waarschuwen dat de gekozen formulering het risico vergroot dat kritiek op de islam zelf onder druk komt te staan, terwijl voorstanders zeggen dat de definitie nodig is om haat en discriminatie beter te bestrijden.
De BBC kreeg inzage in het concept van de werkgroep Islamofobie/anti-moslim haat. Opvallend is dat de term ‘islamofobie’ bewust niet wordt gebruikt. De definitie is in oktober aan de regering aangeboden en wordt momenteel besproken met verschillende belanghebbenden.
Wat houdt de nieuwe definitie in?
De voorgestelde definitie beschrijft anti-moslimhaat als concreet strafbaar en discriminerend gedrag. Het gaat volgens de tekst om ‘het plegen van of aanzetten tot strafbare feiten, waaronder geweld, vandalisme van eigendom en intimidatie en bedreiging, zowel fysiek, verbaal, schriftelijk of elektronisch gecommuniceerd’. Dat gedrag moet gericht zijn ‘tegen moslims of tegen personen die als moslims worden gezien vanwege hun religie, etniciteit of uiterlijk’.
Daarnaast breidt de definitie het begrip uit naar taal en beeldvorming. Zo noemt zij ook ‘het bevooroordeeld stereotyperen en racialiseren van moslims, als onderdeel van een collectieve groep met vaste kenmerken, om haat tegen hen aan te wakkeren’. Daarbij maakt het volgens de tekst geen verschil wat de ‘daadwerkelijke opvattingen, overtuigingen of handelingen’ van individuele moslims zijn.
De definitie gaat verder dan individueel gedrag alleen. Ook instellingen vallen eronder. Volgens de tekst is er sprake van anti-moslimhaat bij ‘verboden discriminatie waarbij het relevante handelen, inclusief het creëren of gebruiken van praktijken en vooroordelen binnen instellingen, bedoeld is om moslims te benadelen in het publieke en economische leven’.
Waarom dit gevoelig ligt
Ondanks dat de definitie niet in de wet wordt vastgelegd, kan zij toch brede invloed krijgen. Overheidsinstanties kunnen haar gebruiken bij beleid, trainingen en de registratie van haatmisdrijven. Juist daarom ligt de precieze woordkeuze onder een vergrootglas.
Binnen de werkgroep is vooral discussie over het gebruik van het woord ‘racializering’. Barones Gohir, lid van het Hogerhuis, zegt dat dit nodig is om ervaringen van moslims te erkennen. Critici stellen dat hiermee religie en ras worden vermengd.
Parlementariër Nick Timothy waarschuwde dat hierdoor grenzen vervagen tussen ‘de bescherming van mensen tegen schade’ en ‘de bescherming van ideeën tegen kritiek’. Over het begrip ‘racializering’ schreef hij: ‘Moslims kunnen uiteraard geen ras zijn.’ En: ‘In een vrije samenleving moeten we vrij zijn om ideeën te onderzoeken en te bekritiseren.’
Ook de Free Speech Union, een ngo die opkomt voor de vrijheid van meningsuiting, waarschuwt voor de gevolgen van een officiële definitie. De organisatie stelt dat ‘elke officiële definitie van islamofobie een afschrikkend effect zal hebben op de vrijheid van meningsuiting’ en dat dit ‘mogelijk zelfs onwettig is’. Volgens de Free Speech Union heeft minister van Gemeenschappen Steve Reed de definitie inmiddels afgerond en wordt publicatie deze week verwacht. Daarbij is ‘islamofobie’ vervangen door ‘anti-moslimhaat’. Volgens de organisatie is deze nieuwe term zo breed dat zij ‘legitiem debat, kritiek en het ter discussie stellen van de islam kan smoren, waaronder ook discussies over het grooming gangs-schandaal’.
















































