Dalende homoacceptatie Amsterdam komt vooral door migrantenjongeren

De homoacceptatie onder jongeren daalt in Amsterdam, maar dat is géén landelijke trend. Uit onderzoek van de Universiteit van Amsterdam blijkt dat het vooral jongeren met een religieuze of migratieachtergrond zijn die gemiddeld negatiever denken over homoseksualiteit, meldt De Telegraaf. De Amsterdamse politiek keek vooral naar rechtse politiek en online influencers, maar noemt opvallend genoeg de invloed van religie of cultuur nauwelijks.
Het viel op: in Amsterdam vindt nog maar 43 procent van de jongeren het goed dat twee mensen van hetzelfde geslacht verliefd op elkaar worden. Dat cijfer werd vorig jaar bekend en leidde tot debat in de gemeenteraad. Daar werd vooral naar de landelijke politiek gewezen. Rechtse partijen zouden het klimaat verzieken. Ook werd de invloed van online figuren als Andrew Tate genoemd.
Maar volgens nieuw onderzoek van de Universiteit van Amsterdam ligt het anders. Landelijk gezien stijgt de acceptatie van homoseksualiteit juist. “Deze uitkomsten wijken af van het overwegend positieve beeld dat uit andere representatieve studies naar voren komt en vragen om nadere duiding,” schrijven de onderzoekers.
Religie, migratieachtergrond en jongens
De onderzoekers keken naar verschillende kenmerken van jongeren die negatiever denken over lhbti’ers. Eén van de opvallendste uitkomsten: jongens zijn vaker negatief dan meisjes. Ook religie blijkt een duidelijke factor. Jongeren die religieus zijn, hebben gemiddeld een minder positieve houding tegenover homoseksualiteit.
Daarnaast speelt ook herkomst een rol. In het rapport staat letterlijk: “De beschikbare studies geven wel een indicatie: jongeren met een migratieachtergrond of een etnische minderheidsstatus rapporteren gemiddeld minder positieve opvattingen over homoseksuele personen dan jongeren zonder deze kenmerken.”
De onderzoekers benadrukken dat deze bevindingen indicatief zijn. Het is gebaseerd op literatuuronderzoek, geen nieuw veldwerk. Toch is het een signaal. In september verschijnt het tweede deel van het onderzoek, waarin nieuwe data worden verzameld.
Invloed van de klas en sociale kring
Ook sociale omgeving blijkt belangrijk. Jongeren nemen opvattingen over van mensen om hen heen. Dat geldt voor ouders en vrienden, maar ook voor klasgenoten. “Daarnaast is er indicatie dat jongeren in klassen met een groter aandeel klasgenoten van niet-Nederlandse etniciteit minder positieve houdingen ontwikkelen ten aanzien van homoseksualiteit,” stellen de onderzoekers.
Hoewel de invloed van online influencers als Andrew Tate veel genoemd werd in het Amsterdamse debat, is er volgens de UvA nog geen wetenschappelijk bewijs voor directe invloed. Wel worden deze figuren genoemd in het rapport, binnen het bredere kader van de zogeheten ‘manosfeer’.
In de Amsterdamse gemeenteraad werd religie of etnische achtergrond nauwelijks genoemd. Een voorstel van de VVD om per wijk te onderzoeken waar de acceptatie daalt, stuitte op kritiek. Sommige partijen vonden dat stigmatiserend. Tegelijkertijd blijkt uit het UvA-onderzoek dat wijkgerichte aanpak juist nuttig kan zijn om gericht beleid te maken.