Het Parool erkent omvolking in Amsterdam: 'Superdivers'

De Amsterdamse krant Het Parool beschrijft in een recent interview met twee VU-wetenschappers een demografische werkelijkheid die in het publieke debat vaak wordt ontkend of weggewuifd. In grote steden, en zeker in Amsterdam, zijn mensen zonder migratieachtergrond niet langer de vanzelfsprekende meerderheid. Sterker nog, onder jongeren is die verschuiving al een feit. Daarmee erkent de krant expliciet wat lange tijd als taboe gold: de bevolkingssamenstelling van Nederland verandert ingrijpend.
Het interview is met Frans Lelie en Maurice Crul, beiden verbonden aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Zij deden jarenlang Europees onderzoek naar demografische veranderingen onder de titel Becoming a Minority. Daarvoor spraken zij met duizenden mensen in verschillende landen. Hun conclusie is helder en wordt door Het Parool zonder omwegen weergegeven: mensen zonder migratieachtergrond worden in Nederland stap voor stap een minderheid, zoals andere minderheden dat eerder waren.
Minderheid in eigen stad
Een kernpassage in het interview laat weinig ruimte voor interpretatie. Lelie en Crul schrijven: “Mensen zonder migratieachtergrond, stelden ze vast, worden in Nederland langzamerhand een minderheid als alle andere minderheden. Sterker nog: in veel steden is het al zover, ook in Amsterdam. Bij jongeren onder de vijftien jaar heeft nog maar een op de drie ouders die in Nederland zijn geboren – en nog minder als je naar de grootouders kijkt.”
Het zijn cijfers en observaties die zelden zo expliciet in een gevestigde krant worden benoemd. De onderzoekers wijzen erop dat deze ontwikkeling voor veel mensen als een schok komt. Decennialang was het idee vanzelfsprekend dat de oorspronkelijke bevolking dominant bleef. In Amsterdam is die situatie inmiddels omgekeerd, zeker op scholen en in jongere leeftijdsgroepen.
Lelie zegt daarover in het interview: “Maar als je nu in een stad als Amsterdam een kind naar de basisschool stuurt, is de kans groot dat in de klas de meerderheid van de kinderen een migratieachtergrond heeft.” En hij voegt daaraan toe: “Een kind zonder migratieachtergrond zal zich moeten aanpassen aan die diversiteit, want hij is niet langer automatisch de norm.”
Politiek versus dagelijkse praktijk
Volgens de onderzoekers loopt de Haagse politiek achter op deze realiteit. Lelie stelt: “Overal waar je komt, op de werkvloer, in ziekenhuizen en op scholen vinden mensen manieren om met verschillen om te gaan, maar als je kijkt naar de onderhandelingen over een nieuw kabinet lijkt het maar om een vraag te draaien: hoe houden we de grenzen dicht?”
Crul sluit zich daarbij aan en wijst erop dat verkiezingsretoriek weinig zegt over hoe mensen daadwerkelijk samenleven in een diverse stad. Volgens hem blijft het debat over integratie hangen in oude tegenstellingen, terwijl de feitelijke situatie al lang is veranderd.
De onderzoekers pleiten daarom voor een andere manier van kijken. Niet langer uitgaan van een dominante meerderheid waar nieuwkomers zich aan moeten aanpassen, maar erkennen dat die meerderheid in veel steden niet meer bestaat. Crul noemt het idee van een homogene samenleving zelfs een mythe die nooit echt heeft bestaan.
Superdiversiteit als nieuwe norm
Lelie en Crul gebruiken het begrip ‘superdiversiteit’ om de huidige situatie te beschrijven. Daarmee doelen ze niet alleen op herkomst, maar ook op verschillen in leeftijd, opleiding, leefstijl en identiteit. Lelie zegt daarover: “Het gaat er niet om dat je iets moet weten van elke cultuur die je tegenkomt, maar dat je een sensitiviteit ontwikkelt voor het omgaan met verschillen.” Volgens hem is dat geen keuze meer, maar een noodzakelijke vaardigheid om te kunnen functioneren in de samenleving.
Het interview beschrijft ook spanningen die ontstaan wanneer mensen zich afsluiten in hun eigen kring. Crul en Lelie signaleren dat zowel mensen die fel tegen migratie zijn als mensen die diversiteit vooral theoretisch omarmen, vast kunnen lopen. De eersten voelen zich vervreemd van hun stad. De laatsten hebben vaak weinig echt contact buiten hun eigen bubbel.
Geen weg terug
In delen van Amsterdam-Zuidoost, zoals Venserpolder, laten de onderzoekers zien hoe die nieuwe realiteit er concreet uitziet. Lelie zegt daarover: “Mensen zonder migratieachtergrond vormen daar nog maar 15 procent van het totaal.” En: “Ze zijn zelfs niet meer de grootste minderheid, want dat zijn Surinamers.” Toch blijken veel bewoners zich daar juist thuis te voelen, omdat ze gewend zijn aan intensief contact met verschillende groepen.
Crul erkent dat deze overgang gepaard gaat met spanning. “Mensen zonder migratieachtergrond worden zich er bewust van dat ze het niet meer automatisch voor het zeggen hebben,” zegt hij. “Als je de macht moet delen, krijg je ook verzet. Het gaat gepaard met pijn en conflict.” Zoals Lelie het samenvat: “Er is geen weg terug: de toekomst is divers.”
















































