Het is de vijfde keer dat Orbán aan het hoofd staat van een Hongaarse regering. Hij bekleedde het ambt van 1998 tot 2002 en sinds 2010 ononderbroken. Na de stemming legde hij de eed af. Orbans Fidesz-partij had bij de verkiezingen op 3 april opnieuw een grondwettelijke tweederdemeerderheid in het parlement behaald.

De Hongaarse leider haalde uit naar "liberalen" in het westerse blok en beschuldigde Brussel van "streven naar absolutisme". Hij zei: "Ik zou willen zeggen dat het belangrijk is voor een natie om zijn plaats in de wereld te kennen. We moeten onszelf niet overschatten of onderschatten.

"Vandaag de dag is Hongarije niet het middelpunt van ongebruikelijke westerse publieke aandacht vanwege zijn bevolking, zijn leger of zijn economische kracht. De reden voor deze aandacht is dat Hongarije – naast Polen – het laatste christelijke, conservatieve bastion van de westerse wereld is geworden", aldus Orbán.

Hongarije zal geen economische maatregelen nemen die Hongaarse families zouden ruïneren, weet Mandiner. Volgens Orbán misbruikt Brussel zijn macht en "wil ons dwingen tot iets dat slecht voor ons is en ons vreemd is". 

Hij voegde eraan toe dat Hongarije een "tolerantieaanbod" had gedaan met betrekking tot migratie, gender en, meest recentelijk, het olie-embargo, maar dit zou zijn afgewezen. "Maar we geven de grensbescherming nog steeds niet op, we breken het hek niet af en we laten geen migranten toe, we beschermen onze families, we laten geen genderactivisten toe op onze scholen, we laten de vader man, de moeder vrouw en laat onze kinderen met rust, we volharden in Hongarije vrede en veiligheid en we zullen geen economische maatregelen nemen die Hongaarse families zouden ruïneren", beloofde de premier.