Onveiligheid op universiteiten, radicalisering van het debat en de ondergang van academische vrijheid

In deze speciale aflevering van Rechts voor z’n Raap ging NieuwRechts-hoofdredacteur Bart Reijmerink met Nawin Ramcharan en Lloyd-Leonard Opdam uitgebreid in op de verharding van het politieke en academische klimaat. Aanleiding was de moord op de Amerikaanse conservatief Charlie Kirk — een aanslag die volgens de sprekers niet op zichzelf staat. Integendeel: de moord wordt gezien als het slotstuk van een al jaren aanzwellende kettingreactie. Een trend die ook aan Nederlandse universiteiten voelbaar is.
Volgens Ramcharan was de moord op Kirk niet alleen een aanval op een persoon, maar op een fundamenteel beginsel van de vrije samenleving: het open debat. “Dit is hoe ik het zie,” zegt hij in de podcast. “Een gerichte politieke moord. En dat is dus een bredere aanslag op de fundamenten waar Charlie Kirk ook voor stond.”
Ramcharan identificeerde in zijn analyse zes fasen die voorafgaan aan politieke geweldsincidenten: van het uitdagen van de status quo tot dehumanisering, normalisering van agressie, institutionele acceptatie, selectieve handhaving, en uiteindelijk escalatie. Die kettingreactie, stelt hij, is ook zichtbaar in Nederland.
Zowel Opdam (Universiteit Utrecht) als Ramcharan (voormalig Erasmus Universiteit) spraken uit ervaring over hoe de vrije uitwisseling van ideeën onder druk staat. Volgens hen is er op universiteiten sprake van een intolerante bestuurscultuur, waarbij alleen bepaalde politieke geluiden worden toegestaan. Gastsprekers als Jordan Peterson worden geweerd, terwijl radicaal-linkse demonstraties worden getolereerd of zelfs gefaciliteerd.
De Erasmus Universiteit heeft zelfs een officiële taalgids uitgegeven waarin termen als “de zwarte student” en “brandweerman” worden afgeraden. “Van ons belastinggeld”, merkt Reijmerink droog op. Opdam voegt toe: “Er zijn overal Green Officers, maar nergens een Migration Officer. Terwijl dat onderwerp onder studenten enorm leeft.”
Het gesprek draait herhaaldelijk om de botsing tussen vrijheid van meningsuiting en de subjectieve opvatting van ‘veiligheid’. “Er is geen objectief schadebeginsel meer,” aldus Opdam. “Zij bepalen wanneer iets als schadelijk wordt ervaren — en dat geldt dan alleen voor ideeën die niet in hun straatje passen.”
De sprekers wijzen op het groeiende aantal incidenten waarbij rechtse studenten, politici of gastsprekers fysiek of verbaal worden aangevallen, terwijl linkse uitingen zelden grenzen lijken te kennen. Ramcharan noemt het voorbeeld van Bob Vylan, die tijdens een optreden oproept tot geweld tegen andersdenkenden, maar door sommige opiniemakers wordt verdedigd als een ‘ventiel van de samenleving’. “Dan weet je dat we diep zijn gezonken”, stelt Reijmerink.
Ondanks aangenomen moties in de Tweede Kamer — waaronder één waar Ramcharan zelf aan meeschreef — blijven structurele veranderingen in het universitaire beleid uit. “De motie riep op tot een concreet plan voor academische vrijheid,” zegt hij. “Maar het enige wat het ministerie deed, was toezeggen één extra vraag toe te voegen aan een bestaande enquête.”
Praatmee