Uit een enquête in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken blijkt dat gemiddeld twintig procent van de inburgeraars afwezig is tijdens de taalles. De verschillen zijn groot: bij sommige taalaanbieders is dat slechts vijf procent, bij andere loopt het op tot veertig procent.

Ziek, vakantie of ramadan – veel lessen worden gemist
Onderzoekers van de Erasmus Universiteit bezochten zelf enkele taalklassen, meldt De Telegraaf. Ook zij zagen lege stoelen. “Er werden verschillende redenen gegeven voor afwezigheid, onder andere omdat het bijna vakantie was, door ziekte, andere afspraken of de ramadan.”

In één klas viel het op dat vooral vrouwen ontbraken. “Dit zou volgens de docent te maken hebben met het feit dat zij de kinderen uit school moesten halen en kan dus een terugkerend probleem zijn.”

Taalscholen wijzen op meerdere drempels: geen kinderopvang, geen vervoer, onregelmatige werktijden of een gebrek aan motivatie. Het gevolg: vertraging in de inburgering en stijgende kosten.

Gemeenten zijn verantwoordelijk, maar staan onder druk
Sinds 2021 ligt de verantwoordelijkheid voor inburgering bij gemeenten. Die moeten toezicht houden op ruim 100.000 inburgeraars, waaronder asielmigranten en gezinsmigranten. De lessen voor asielmigranten worden betaald door het Rijk.

In de wet staat dat inburgeraars die zich niet aan de regels houden een boete kunnen krijgen. Die begint bij vijftig euro per gemiste les. Maar vorige week haalde de Raad van State een dikke streep door die praktijk – althans voor asielmigranten.

Volgens de hoogste bestuursrechter zijn boetes alleen toegestaan als er sprake is van “een bewezen en aanhoudend gebrek aan bereidheid tot integratie.” Alleen lessen missen is dus niet voldoende.