Kleine melkveebedrijven verdwijnen razendsnel in Nederland

De Nederlandse melkveehouderij verandert in hoog tempo. Waar vroeger talloze kleine familiebedrijven het landschap bepaalden, nemen grote ondernemingen het nu over. Uit nieuwe cijfers van Wageningen University & Research (WUR) blijkt dat het aantal melkveebedrijven sinds 2021 met bijna 12 procent is gedaald, terwijl het aantal koeien per bedrijf juist verder groeit.
In 2021 telde Nederland nog 15.271 melkveebedrijven. Vier jaar later zijn dat er nog maar 13.448. Het aantal melkkoeien bleef in diezelfde periode vrijwel gelijk: van 1,57 miljoen naar 1,53 miljoen. Dat betekent dat er nu gemiddeld 114 koeien per bedrijf staan, tegenover 103 vier jaar geleden.
Vooral de kleine boeren verdwijnen. Het aantal bedrijven met minder dan 50 koeien daalde met bijna een kwart, van 2.574 naar 1.952. Ook de categorie tussen 50 en 100 koeien kreeg een harde klap: 1.477 bedrijven verdwenen. Samen gaat het om ruim tweeduizend kleine melkveehouders die in vier jaar tijd stopten.
“Het zwaartepunt in de sector schuift steeds verder naar grotere bedrijven,” concluderen de onderzoekers. Bedrijven met meer dan 100 koeien zijn inmiddels goed voor bijna de helft van de sector.
Megastallen winnen terrein
Ook aan de bovenkant groeit de schaalvergroting gestaag door. In 2021 hadden nog 540 bedrijven meer dan 250 koeien. In 2025 zijn dat er al ruim 700. En zelfs de megabedrijven – met meer dan 1.000 koeien – zijn in aantal toegenomen: van zes naar zeven. Samen houden die reuzen ruim 9.500 koeien, gemiddeld meer dan 1.300 per bedrijf.
Tegelijk neemt de groep middelgrote bedrijven af. In 2021 had nog bijna 90 procent van alle melkveehouders minder dan 175 koeien, in 2025 is dat 85,6 procent. De cijfers laten zien dat groei niet alleen de kleinsten treft, maar dat ook de middengroep onder druk staat.
Grote verschillen per provincie
De meeste melkveehouders bevinden zich nog altijd in het oosten en noorden van het land. Overijssel telt met 2.431 bedrijven de meeste melkveebedrijven, gevolgd door Gelderland en Friesland. Samen zijn deze drie provincies goed voor ruim de helft van de Nederlandse melkproductie.
In alle provincies neemt het aantal boeren af, maar in Friesland en Overijssel blijft het aantal koeien opvallend stabiel. Dat duidt erop dat bedrijven daar vooral groter worden, niet dat de melkproductie afneemt. Flevoland voert de lijst aan met de grootste bedrijven: gemiddeld 167 koeien per bedrijf. In Utrecht is dat aantal het laagst, met gemiddeld 91 koeien.
Minder koeien in de wei
De schaalvergroting heeft ook gevolgen voor het Nederlandse landschap. Op de grootste bedrijven, met meer dan 500 koeien, graast nog maar een derde van de dieren buiten. Op kleine bedrijven – met minder dan 50 koeien – is dat nog ruim 90 procent. Gemiddeld komt nog zo’n 70 procent van de koeien minstens één dag per jaar buiten.
Het iconische beeld van grazende koeien in groene weilanden verdwijnt dus langzaam. Grotere bedrijven werken vaker met jaarronde stalsystemen, omdat dat efficiënter is voor melkproductie en mestverwerking.
Druk op familiebedrijven
De cijfers tonen een structurele verschuiving in de sector. De kleinschalige familiebedrijven, ooit het hart van het Nederlandse platteland, verdwijnen in hoog tempo. De oorzaken zijn bekend: hoge kosten, strengere milieuregels, mestquota en een lage melkprijs.
Vooral jonge boeren vinden het moeilijk om door te gaan of een bedrijf over te nemen. Steeds vaker kiezen gezinnen ervoor te stoppen, terwijl grotere ondernemingen blijven investeren in schaal en techniek.




















































