Volkskrant-interview: 'Hoofddoek is verzet tegen witte normen'

In een interview met de Volkskrant stelt de Algerijns-Franse activist Houria Bouteldja dat de hoofddoek een vorm van verzet is tegen 'witheid'. Volgens haar zegt een vrouw met hoofddoek: 'Ik behoor jou niet toe.' Daarmee presenteert ze het dragen van de hoofddoek niet als religieuze of persoonlijke keuze, maar als politieke daad tegen het Westen. Die redenering roept felle kritiek op.
Jurist en senior adviseur Shermin Amiri noemt Bouteldja’s denkkader gevaarlijk. In een scherpe reactie op X schrijft hij: ‘In haar interview met de Volkskrant zet Houria Bouteldja geen debat neer, maar een beoordelingskader. Niet gericht op emancipatie, maar op indeling. Niet op luisteren, maar op herpositioneren.’
Volgens Amiri worden vrouwen die afwijken van Bouteldja’s denkraam buitengesloten of verdacht gemaakt. ‘Feministen die vrouwenonderdrukking binnen islamitische gemeenschappen benoemen, worden verdacht gemaakt. Lhbti-activisten die vertrekken vanuit autonomie worden weggezet als onwetend. Witte mensen mogen hoogstens schuldbewust zwijgen.’
Slachtofferdenken als morele maatstaf
In plaats van inhoudelijke argumenten, draait Bouteldja’s wereldbeeld volgens Amiri om posities en groepsidentiteit. ‘Wat telt, is niet wat je zegt, maar waar je staat. Niet je argument, maar je toelaatbaarheid.’ Wie niet voldoet aan Bouteldja’s criteria, raakt de legitimiteit van zijn of haar stem kwijt stelt Amiri. ‘Je bent of onderdrukt, of verdacht. Daartussen bestaat niets.’
Bouteldja spreekt over ‘dekolonisatie’, maar Amiri ziet dat anders. ‘Wat zij werkelijk doet, is moraliseren via categorie. Ze biedt geen alternatief voor onderdrukking, maar een nieuwe ordening waarin slechts plaats is voor wie zich conformeert aan het script van onderligging.’
Nieuwe onderdrukking in de naam van bevrijding
Bouteldja’s visie op emancipatie laat weinig ruimte voor individuele afwegingen of afwijkende stemmen. Wie zich niet voegt naar haar denkkader, wordt gezien als deel van het probleem. ‘Wat telt, is niet wat je zegt, maar waar je staat,’waarschuwt Shermin Amiri.
Bouteldja koppelt morele legitimiteit aan slachtofferschap en groepspositie. In haar woorden: ‘Onze bevrijding kan niet zonder die van hen tot stand komen.’ Daarmee suggereert ze dat individuele keuzes ondergeschikt zijn aan collectieve strijd. Vrouwen die weigeren zich te distantiëren van hun gemeenschap, ook als die gemeenschap gewelddadig is, verdienen volgens haar begrip, geen kritiek. ‘Zolang er staatsracisme bestaat, moeten we achter onze mannen staan, hoe moeilijk dat soms ook is.’
Die benadering maakt van vrijheid geen persoonlijke zoektocht, maar een collectieve plicht binnen vastgestelde rollen. Amiri stelt dat ‘de taal die vrijheid beloofde, een raster wordt. En het spreken zelf, een selectie.’ Wat Bouteldja ‘revolutionaire liefde’ noemt, is volgens critici daarmee geen uitnodiging tot gelijkwaardigheid, maar een strak omlijnd kader waarin alleen plaats is voor wie zich onderwerpt aan het script van verzet.