Man die vrouw geen hand gaf ontslagen door COA, krijgt 34.000 euro schadevergoeding

Een IT-medewerker die door het COA werd weggestuurd omdat hij weigerde een vrouwelijke teamleider een hand te geven, krijgt toch een hoge vergoeding. De man werd op zijn vierde werkdag ontslagen, maar de Haagse rechter oordeelde dat dit ontslag discriminerend was. De werknemer ontvangt daarom 34.000 euro, plus 1600 euro aan juridische kosten.
De medewerker trad op 1 juni in dienst bij een detacheringsbedrijf en werd geplaatst bij het COA. Zijn salaris was 2612 euro bruto. Op zijn eerste werkdag ontmoette hij de teamleider bij het COA. Zij stak haar hand uit, maar hij weigerde. Het COA meldde het incident direct bij het detacheringsbedrijf, 'vanwege discriminatie op grond van geslacht'.
Later stuurde de medewerker een e-mail naar het COA om zijn weigering uit te leggen. Hij schreef: 'Dit heeft niks te maken met dat ik het andere geslacht niet mag, of niet samen mee wil werken, maar heeft te maken met mijn geloofsovertuiging.' Toch ontsloeg zijn werkgever hem op 4 juni, zijn vierde werkdag. De werkgever schreef: 'De reden voor de beëindiging is dat er onvoldoende aansluiting was tussen jouw functioneren en de verwachtingen binnen de organisatie.'
Het COA stuurde zelf ook een reactie aan de rechter. De organisatie stelde: 'Dit is in strijd met de COA Gedragscode en het beleidskader Levensbeschouwing op COA-locaties, waarin duidelijk is vastgelegd dat discriminatie op grond van geslacht of andere kenmerken niet wordt getolereerd.'
Rechter: ontslag was discriminatie
De medewerker vond dat hij zelf werd gediscrimineerd vanwege zijn geloof. Zijn advocaat zei dat de beëindiging van het contract daarom onrechtmatig was. De Haagse rechter gaf hem gelijk. Omdat de man maar vier dagen bij het COA werkte, kon volgens de rechter alleen de handweigering de echte reden voor het ontslag zijn. Dat betekent dat er sprake was van discriminatie op grond van geloof.
De rechter zei dat het COA een terecht belang heeft bij gelijkheid. In het vonnis staat: 'Zeker binnen een organisatie als het COA moeten mannen en vrouwen zoveel mogelijk gelijk worden behandeld. Dat is op zich ook een legitiem doel.' Maar de rechter wees erop dat dit doel moet worden afgewogen tegen godsdienstvrijheid: 'Daar staat echter tegenover het recht om niet gediscrimineerd te worden op grond van geloofsovertuiging.'
Volgens de rechter woog in dit geval de geloofsovertuiging van de werknemer zwaarder. Het schudden van handen hoorde niet bij zijn functie. De rechter stelde: 'Het contact met klanten en collega’s zou voornamelijk telefonisch zijn. Van een functie waarbij het schudden van handen noodzakelijk is, is dan ook onvoldoende gebleken.'





















































