5 migratiemythes ontkracht die terugkomen in elk debat
Volgende week gaat Nederland naar de stembus om de Provinciale State te kiezen. Daarmee wordt ook indirect de Eerste Kamer gekozen. Naast stikstof en de omgang van de overheid met de boeren, is ook immigratie een belangrijk thema in de verschillende debatten. Logisch ook gezien de asielcrisis waar we ons in bevinden. Volgens Hans Roodenburg regent het mythes over migratie. Op Wynia’s Week deelt hij vijf van deze mythes.
Roodenburg deelt daarbij vooral mythes die gebruikt en geloofd worden door de voorstanders van massale opvang van asielzoekers. ‘Immigranten doen het werk dat wij niet meer willen doen’, is een van de mythes die hij opsomt. En ‘We hebben immigranten nodig om de gevolgen van de vergrijzing op te vangen’.
De meest in het oog springende mythe is er eentje die ook deze week weer voorbijkwam. Mirjam Bikker (ChristenUnie) ging bij Nieuwsuur in debat met Caroline van der Plas en daarbij kwam ook asiel en immigratie ter sprake. Van der Plas stelde voor een asielstop te zijn, waarop Bikker stelde dat er altijd plaats moet zijn voor echte vluchtelingen zoals vrouwen uit Iran, tolken uit Afghanistan en homoseksuelen uit islamitische landen waar ze niet veilig zijn.
Roodenburg soms het op als één van de mythes: ‘Voor echte vluchtelingen moet hier altijd plaats zijn’. Hij vraagt zich af wat echte vluchtelingen zijn en hoe je dan vaststelt dat een asielzoeker aan een definitie voldoet. Dat blijft volgens hem nattevingerwerk. Bovendien vindt hij de uitspraak dat er altijd plaats is opvallend: ‘Bij nadere beschouwing komt deze stellingname erop neer dat onze bereidheid om vluchtelingen op te vangen onbegrensd is. Dus ook als de aantallen gemiddeld genomen alsmaar toenemen. Vorig jaar 48 duizend asielaanvragen (nog bovenop de ontheemde Oekraïners). Dat kunnen er per jaar ook 100 duizend of meer worden.’
Hij stelt dat ook Rutte dit lijkt te zien: ‘Vandaar dat hij aan bovenstaande stelling altijd toevoegt: ‘mits de aantallen beheersbaar zijn’, of woorden van gelijke strekking. Dit impliceert in ieder geval een bovengrens, maar ook dat de autoriteiten over instrumenten beschikken om de aantallen binnen de perken te houden.’