Omtzigt begint zijn toespraak met een anekdote. Een anekdote die een dystopisch beeld schetst, een beeld dat steeds meer de realiteit kan worden. "Op zaterdagen ben ik af en toe scheidsrechter in het voetbal. De spelregels van het spel zijn heel duidelijk en zowel de spelers, de trainers als de scheidsrechter en de assistent-scheidsrechters horen ze te kennen en te interpreteren. Scheidsrechter zijn is een boeiende job: je observeert non-stop. Als je je bril of zonnebril vergeten bent, gaat het niet goed. Als je niet fit bent en dus niet kunt meelopen, kun je het niet scherp waarnemen. Als je assistent-scheidsrechters er niet zijn, mis je buitenspelsituaties of mis je de extra ogen in een situatie die je niet zag. En als de assistent-scheidsrechters, die op lagere niveaus gewoon van het spelende team zijn, partijdig zijn en alles als buitenspel beoordelen, mis je ook wat. Dan moet je ze een paar keer overrulen om duidelijk te maken dat jij de scheidsrechter bent. En natuurlijk heb ik geen VAR, al gebaren jonge spelers al vaardig dat ik die soms toch wel zou moeten gebruiken. En omdat ik geen doellijntechnologie heb, kunnen ook daar twijfelgevallen ontstaan. Als scheidsrechter heb je betrouwbare informatie nodig, uit eigen observatie en van anderen. Heb je die informatie niet, omdat je niet goed kijkt bijvoorbeeld, dan loopt het spel uit de hand. Dat is dus precies zoals bij het werk van een Kamerlid: als die de informatie niet heeft en niet opeist, dan neemt de volksvertegenwoordiging totaal verkeerde besluiten."