Antisemitisme bij de dodenherdenking?

Herdenken en vieren, dat zijn de twee belangrijkste thema’s van 4 en 5 mei. Op 4 mei herdenken wij onze ouders, grootouders en inmiddels zelfs overgrootouders die gevallen zijn in de Tweede Wereldoorlog. Op 5 mei vieren wij de bevrijding van de Duitse bezetting. Een belangrijk onderdeel van die herdenking is de Holocaust, het op grote schaal deporteren en vervolgens in vernietigingskampen vermoorden van mensen met een Joodse achtergrond. Joodse Nederlanders zijn echter niet de enige slachtoffers van het naziregime. Ook Roma en Sinti (zigeuners), homoseksuelen, politieke tegenstanders, gehandicapten en Jehova’s getuigen werden op grote schaal vervolgd en vermoord.
Nederland heeft een ereschuld richting deze mensen, maar vooral richting de Joodse gemeenschap. De Nederlandse ambtenarij, maar bijvoorbeeld ook de Nederlandse spoorwegen, hebben namelijk meegewerkt aan het traceren, vervolgen en deporteren van Nederlandse Joden, gewillig en met overgave. Maar ook de Nederlandse bevolking blijft niet buiten schot, duizenden keren is een bedrag van 7,50 gulden uitgekeerd. Kopgeld betaald aan Nederlanders die een Jood aangaven bij de Duitse bezetter. Alleen al door die ereschuld aan de Joodse gemeenschap in Nederland verdient dit een belangrijke plek in de jaarlijkse dodenherdenking. Niet alleen om te herdenken, maar vooral om ons eraan te blijven herinneren de fouten die toen gemaakt zijn niet te herhalen. ‘Nie wieder’ is wat veel overheidsbekleders prevelen op 4 mei, met de ogen vroom gesloten en de hand op ‘t hart.