Europees Hof erkent medische autonomie bij coronavaccins

Het Europese Hof van Justitie (ECJ) heeft op eind januari een belangrijke uitspraak gedaan over de rol van artsen en apothekers bij het toedienen van COVID-19-vaccins. In zaak C-586/23 P bevestigde het Hof dat medische professionals niet verplicht zijn om deze vaccins toe te dienen en dat zij hierin autonomie behouden. De uitspraak benadrukt het belang van geïnformeerde toestemming en klinisch oordeel bij vaccinaties.
De zaak draaide om de vraag in hoeverre artsen en apothekers verplicht waren om coron-vaccins toe te dienen en welke verantwoordelijkheid zij hierbij dragen. Het Hof stelde duidelijk dat artsen de vrijheid hebben om te beslissen of een vaccin passend is voor een patiënt. Dit betekent dat een arts een vaccinatie kan weigeren als hij of zij van mening is dat het niet in het belang van de patiënt is.
Volgens het Hof draagt de zorgverlener zelf de medische verantwoordelijkheid voor zijn keuze, wat betekent dat hij de patiënt goed moet informeren over de voordelen en mogelijke risico’s van een vaccinatie. Deze nadruk op geïnformeerde toestemming onderstreept het belang van transparante communicatie tussen arts en patiënt.
Geen verplichting, maar ook geen automatisch risico
Hoewel de uitspraak bevestigt dat artsen niet verplicht zijn om coronavaccins toe te dienen, betekent dit niet dat zij automatisch aansprakelijk worden gesteld als zij dat wél doen. In de uitspraak werd geen nieuwe aansprakelijkheidsregel ingevoerd, maar werd benadrukt dat zorgverleners volgens bestaande wetgeving zorgvuldig moeten handelen.
Dit betekent dat een arts die een coronavaccin toedient, dit moet doen op basis van een professionele beoordeling en in lijn met geldende richtlijnen van nationale en Europese gezondheidsinstanties, zoals het Europees Geneesmiddelenagentschap (EMA).
Belang van geïnformeerde toestemming
Een kernpunt in de uitspraak is de verplichting tot geïnformeerde toestemming. Dit houdt in dat patiënten duidelijk moeten worden geïnformeerd over de werking, voordelen en mogelijke bijwerkingen van een vaccin.
Het Hof stelt dat artsen hun klinische oordeel moeten baseren op individuele medische omstandigheden, en dat zij bij twijfel niet verplicht zijn om de vaccinatie uit te voeren. Dit is een belangrijke bevestiging van de professionele autonomie van medische zorgverleners binnen de EU.
Achtergrond van de zaak
De uitspraak kwam voort uit een juridische procedure waarin de goedkeuring en het gebruik van de coronavaccins van Moderna (Spikevax) en Pfizer-BioNTech (Comirnaty) ter discussie werden gesteld. De zaak werd aangespannen door een groep tegenstanders van verplichte vaccinatie, die zich zorgen maakten over de juridische status van zorgverleners en hun verantwoordelijkheid bij het toedienen van de vaccins.
Hoewel de zaak in eerste instantie gericht was op de goedkeuringsprocedures van de vaccins, ging het Hof verder in op de rol van medische professionals in de uitvoering van vaccinatieprogramma’s.
Geen directe gevolgen voor vaccinatiebeleid
De uitspraak van het Europese Hof heeft geen directe gevolgen voor het vaccinatiebeleid binnen EU-lidstaten. Nationale overheden blijven verantwoordelijk voor de implementatie van vaccinatieprogramma’s en het stellen van richtlijnen.
Wel kan deze uitspraak invloed hebben op discussies over toekomstige vaccinatiecampagnes, vooral bij eventuele nieuwe pandemieën. Het bevestigt dat artsen en apothekers zelfstandig mogen beslissen over vaccinatie, en niet gedwongen kunnen worden om vaccinaties toe te dienen tegen hun professionele oordeel in.