Nederlanders steeds later met pensioen: grens van 66 jaar doorbroken

Voor het eerst ligt de gemiddelde pensioenleeftijd van Nederlandse werknemers boven de 66 jaar. Dat blijkt uit nieuwe cijfers van het CBS over 2024. De stijgende trend zet al jaren door en is het gevolg van beleid, afschaffing van regelingen en een stijgende AOW-leeftijd. De vroegpensioen-jaren lijken definitief voorbij.
In 2024 gingen bijna 93.000 mensen met pensioen. Hun gemiddelde leeftijd: 66 jaar en 1 maand. Een duidelijke stijging ten opzichte van 2023, toen het gemiddelde nog op 65 jaar en 11 maanden lag. De verhoging van de AOW-leeftijd naar 67 jaar speelt hierin een grote rol. Vier op de tien gepensioneerden bereikte afgelopen jaar daadwerkelijk die nieuwe grens.
Ter vergelijking: in 2004 stopte bijna 75 procent van de mensen nog vóór hun 62e met werken. Tegenwoordig is dat minder dan 5 procent. De tijd van vroegpensioen, VUT-regelingen en afbouwscenario’s ligt achter ons. Sinds die regelingen grotendeels verdwenen na 2006, schuift de pensioenleeftijd jaar op jaar op.
Vaker door tot 67 – of zelfs langer
In 2023 was nog maar 6 procent van de mensen 67 jaar op het moment van pensioen. In 2024 is dat gestegen naar bijna 40 procent. Ook het aandeel mensen dat pas na hun 68e stopt met werken, groeit gestaag.
Het grootste deel van de gepensioneerden is nu 65 jaar of ouder. In 2004 gold dat nog voor slechts 12 procent. In 2024 is dat 77 procent. De data van het CBS laten zien dat de pensioenrealiteit flink veranderd is.
Verschillen tussen sectoren
Hoewel iedereen later stopt met werken, zijn er flinke verschillen tussen sectoren. Werknemers in het openbaar bestuur gingen in 2024 relatief vroeg met pensioen: gemiddeld met 65,3 jaar. In de zorg, het onderwijs en de bouw lag dat iets hoger, maar nog altijd onder het gemiddelde.
Aan de andere kant van het spectrum staan beroepen in de dienstverlening, landbouw, bosbouw en zakelijke diensten. In de ‘overige dienstverlening’ lag de gemiddelde pensioenleeftijd zelfs op 68,1 jaar. Ook zelfstandigen en ondernemers werken vaak langer door, al vallen zij buiten deze CBS-cijfers.
De rol van beleid en economie
De verschuiving in pensioenleeftijd is geen toeval. Beleid speelt een doorslaggevende rol. Sinds 2013 loopt de pensioenleeftijd vrijwel gelijk op met de AOW-leeftijd. Die stijgt mee met de levensverwachting en ligt sinds 2024 op 67 jaar.
Tegelijkertijd zijn financiële redenen belangrijk. Niet iedereen kan het zich permitteren om eerder te stoppen. Spaargeld is niet altijd toereikend, en aanvullende pensioenen vallen voor sommigen tegen. Ook de economische situatie – met inflatie en stijgende kosten – speelt mee.
En wat brengt de toekomst?
De voorlopige cijfers voor 2024 laten zien dat het einde van de stijgende pensioenleeftijd nog niet in zicht is. Zeker als de levensverwachting verder toeneemt, ligt een verdere verhoging van de AOW-leeftijd voor de hand.
De vraag is hoe lang werkenden het nog volhouden, vooral in fysiek zware beroepen. In de bouw, zorg en industrie wordt al jaren gepleit voor meer maatwerk en eerder kunnen stoppen bij zware beroepen. Of dat er echt van komt, blijft onzeker.
Voor nu is één ding duidelijk: het pensioen komt steeds later. De grens van 66 is gepasseerd, en 67 is voor steeds meer mensen de nieuwe norm.