Waarom journalisten de NSB een dienst bewijzen

Het is weer zover: na ieder festival of publieke bijeenkomst waar de oranje-wit-blauwe prinsenvlag opduikt, buitelen de journalisten en televisiedeskundigen weer over elkaar heen. Zo ook na het inmiddels beruchte Elfest. Zonder blikken of blozen verklaren ze dat dit de vlag van de NSB was en worden de mensen die ermee zwaaien automatisch weggezet als extreemrechts. Klaar is Kees. Geen onderzoek, geen historische kennis, geen nuance. Alleen goedkope framing en morele verontwaardiging, alsof de geschiedenisboekjes al jaren geleden bij het oud papier zijn gezet.
Laten we het eens rechtzetten. De prinsenvlag, met de kleuren oranje-blanje-bleu, gaat terug tot de Tachtigjarige Oorlog. Het was dé vlag van de Nederlandse Opstand, gedragen door de troepen van Willem van Oranje en symbool voor de geboorte van de Republiek. Eeuwenlang stond dit dundoek voor vaderlandsliefde, strijd en onafhankelijkheid. Voor veel patriotten en nationalisten vandaag de dag is het juist dat erfgoed dat hen aantrekt: het idee van een tijd waarin Nederland zichzelf op de kaart zette.
De NSB had daar natuurlijk maling aan. Hun inspiratie lag niet in de Nederlandse geschiedenis, maar in Berlijn en München. Toch begrepen ze donders goed dat ze een nationaal symbool nodig hadden om zichzelf als “echt Nederlands” te verkopen. Toen de rood-wit-blauwe vlag in 1937 door koningin Wilhelmina officieel tot nationale vlag werd verklaard, greep de NSB de prinsenvlag aan om te doen alsof zij de ware erfgenamen van het vaderland waren. Ze gingen nog verder: de eigen NSB-vlag kreeg dreigend zwart en rood, de letters “NSB”, én - jawel - een oranje-blanje-bleu-element erin verwerkt. Een klassieke tactiek van subversie: kapen wat van iedereen is, om er je eigen agenda mee te legitimeren.
En hier ging het mis. In plaats van de prinsenvlag na de oorlog te herstellen in haar betekenis, lieten politiek en media het liggen. Men wilde de associatie met de NSB vermijden en zweeg de vlag weg, alsof je door te zwijgen een geschiedenis kon uitwissen. Zo werd een oer-Nederlands symbool van vrijheid en verzet onterecht gedegradeerd tot een soort verdachte relikwie.
Natuurlijk is het waar dat vandaag de dag de prinsenvlag vaker wordt gebruikt door groepen die zich weinig aantrekken van maatschappelijke normen en soms flirten met extremen. Daarom blijft context en een kritische blik cruciaal. Maar om dan automatisch iedereen die de vlag voert als fascist of NSB-sympathisant weg te zetten? Dat is historisch onjuist, intellectueel lui en moreel oneerlijk.
En hier komen we terug bij de rol van de journalistiek. In plaats van hun werk te doen - feiten checken, context bieden, nuance aanbrengen - kiezen ze liever voor de makkelijke weg van veroordeling. De prinsenvlag? NSB. Klaar. Wie hem voert? Verdacht. Geen ruimte voor geschiedenis, geen ruimte voor complexiteit. Dat is geen journalistiek, maar propaganda in dienst van gemakzucht.
Het is pijnlijk om te zien hoe vaak verslaggevers niet eens de moeite nemen om hun eigen nationale geschiedenis te kennen. In hun drang om te framen gooien ze een eeuwenoud patriottisch symbool in de prullenbak en zetten ze hele groepen mensen moedwillig weg. Maar juist daarom is het hijsen van de prinsenvlag, ondanks het negatieve stempel dat eraan kleeft, in mijn ogen de ultieme daad van verzet. Het doorbreekt de subversie die ooit door kwaadwillenden werd gepleegd. Hoe meer mensen de vlag gebruiken, hoe sterker dit symbool wordt teruggeclaimd. En daarom roep ik iedereen op: Hijs de prinsenvlag, laat haar weer wapperen - net zo lang tot zelfs de journalisten haar niet langer kunnen misbruiken om de NSB in leven te houden.
Praatmee