Nieuwe cijfers: landbouw heeft veel kleinere rol in stikstofvervuiling

Jarenlang stond de landbouw te boek als een van de grootste veroorzakers van stikstofvervuiling in het Nederlandse oppervlaktewater. Beleidskaarten, normen en maatregelen waren gebaseerd op het idee dat ongeveer 40 procent van de stikstof in landelijke wateren afkomstig was van bemesting. Nieuwe herberekeningen zetten dat beeld nu op losse schroeven, schrijft stichting Agrifacts. Het aandeel van de landbouw blijkt in veel regio’s fors lager te liggen dan jarenlang werd aangenomen.
De nieuwe cijfers komen voort uit een recente bronnenanalyse, uitgevoerd met actuelere data en aangepaste rekenmodellen. Waar eerdere berekeningen waren gebaseerd op gegevens uit de periode 2010–2013, is nu gekeken naar de jaren 2017–2022. Dat verschil blijkt groot.
Oude aannames bepalen jarenlang beleid
Eind 2023 publiceerde het ministerie van Landbouw een kaart met zogenoemde nutriënten-verontreinigde gebieden, de NV-gebieden. Die kaart wees grote delen van Nederland aan waar extra maatregelen voor de landbouw nodig zouden zijn. De onderliggende aannames zorgden direct voor kritiek vanuit de sector en bij waterschappen.
De kern van die kritiek was simpel: de kaart ging uit van verouderde cijfers en schreef stikstof toe aan landbouw, terwijl de herkomst van die stikstof niet hard was vastgesteld. Toch werden boeren op basis van die kaart geconfronteerd met extra regels.
Herberekening halveert landbouwbijdrage
Uit de nieuwe analyse blijkt dat het aandeel van de landbouw in de stikstofbelasting van het oppervlaktewater gemiddeld ongeveer is gehalveerd. Waar eerder bijna 40 procent werd toegeschreven aan bemesting, ligt dat aandeel nu rond de 20 procent.
In sommige regio’s is het verschil nog groter. In Limburg werd aanvankelijk ongeveer 15 procent van de stikstof in regionale wateren toegerekend aan landbouw. Na herberekening blijkt dat nog maar circa 4 procent te zijn. In het zuiden van de provincie ligt het aandeel zelfs nog lager.
Ook in andere delen van het land verdwijnen landbouwbijdragen grotendeels van de kaart. Hele gebieden die eerder als NV-gebied golden, blijken op basis van de nieuwe cijfers niet langer problematisch.
Buitenlandse bronnen onderschat
Een belangrijk deel van de correctie komt door beter inzicht in aanvoer van buitenaf. Water dat Nederland binnenkomt via rivieren, Rijkswateren en bovenstroomse gebieden bevat aanzienlijk meer stikstof dan eerder werd gedacht.
Volgens de nieuwe berekeningen is die externe aanvoer ongeveer dubbel zo groot als aanvankelijk aangenomen. Waar buitenlandse en bovenstroomse bronnen eerst goed waren voor zo’n 65 tot 70 procent van de stikstofbelasting, ligt dat aandeel nu rond de 75 tot 80 procent. Daarmee zijn deze bronnen veruit dominant.
Ook natuurlijke processen speelden een grotere rol dan jarenlang werd aangenomen. Zo werd stikstof uit kwel, water dat vanuit diepere grondlagen omhoogkomt, vaak automatisch toegeschreven aan landbouw. Uit nader onderzoek blijkt dat dit in veel gevallen onterecht was.
Kwelcorrectie verandert kaarten
Waterschappen zoals Amstel, Gooi en Vecht, Rijnland en Zuiderzeeland deden aanvullend onderzoek naar de invloed van kwel. Zij concludeerden dat een aanzienlijk deel van stikstof en fosfor ten onrechte bij landbouw was neergelegd.
Door deze zogeheten kwelcorrectie konden meerdere NV-gebieden worden geschrapt. Op de nieuwe kaart met aandachtsgebieden stikstof zijn deze gebieden niet meer terug te vinden. In andere regio’s is de kwel nog niet nader onderzocht, waardoor verdere correcties mogelijk volgen.
Meten en beoordelen verschilt per regio
Niet alle waterschappen beoordelen waterkwaliteit op dezelfde manier. Waterschap Scheldestromen stapte vorig jaar over op de Europese methode, waarbij niet afzonderlijk naar stikstof en fosfor wordt gekeken, maar naar het risico op eutrofiëring.
Dat risico ontstaat pas als beide nutriënten in hoge concentraties aanwezig zijn. Is één van beide beperkt, dan voldoet het water vaak alsnog. Andere waterschappen hanteren nog steeds afzonderlijke normen, wat leidt tot uiteenlopende beoordelingen bij vergelijkbare waterkwaliteit.
Verouderde cijfers blijven doorwerken
Opvallend is dat boeren in sommige gebieden nog steeds worden afgerekend op sterk verouderde gegevens. Zo wordt bij sloten vaak gewerkt met schattingen over mestaanvoer uit 2008. Sindsdien zijn bufferzones ingevoerd en is het mestgebruik afgenomen. Wageningen University & Research schat de onzekerheid van deze bron inmiddels op 100 procent. Toch blijft deze bron meetellen in beleid en handhaving.
Landbouwminister Wiersma komt begin volgend jaar met een nieuwe kaart voor aandachtsgebieden, die de NV-kaart vervangt. Voor die kaart is de recente bronnenanalyse gebruikt. Toch kleuren veel gebieden nog vrijwel even rood als voorheen.
Dat roept vragen op. Als het aandeel van de landbouw kleiner blijkt, zullen extra maatregelen ook minder effect hebben dan verwacht. Bovendien zijn maatregelen die sinds 2023 zijn ingevoerd, zoals de afbouw van de derogatie en verplichte bufferstroken, nog niet meegenomen.




















































