HJ Schoo-lezing: 'Minister Yeşilgöz, baseer uw beleid op juiste grondslagen en het gaat goed komen'
In een eerdere aflevering over de H.J. Schoo-lezing van onze minister van justitie, Dilan Yeşilgöz-Zegerius, heb ik het eerste deel van haar verhaal geanalyseerd. Ik ga nu verder met het tweede deel.
Waarom zoveel aandacht voor deze lezing? Omdat in die redevoering een heel programma ligt voor een nieuw beleid op het terrein van justitie (rechtsstaat) en veiligheid (bestrijding van geweld). Een beleid dat het oude beleid corrigeert. Met name het beleid van haar voorgangers Hirsch Ballin, Donner, Grapperhaus, van CDA-huize. En in iets mindere mate van haar voorganger van de VVD, Ivo Opstelten.
Bijstelling van dat justitie- en veiligheidsbeleid is dringend gewenst. CDA-ministers van justitie hebben over het algemeen een verkeerde visie. VVD-ministers helemaal geen visie.
Allebei zijn gevaarlijk.
Dilan Yeşilgöz geeft met verschillende opmerkingen aan de “verkeerde visie” van haar CDA-collega’s af te wijzen. Maar daarmee dreigt alsnog dat “geen visie” (Opstelten) de lijn wordt. Dat zij zich voegt in het algemene patroon van de VVD. Immers “visie” – dan moet je naar de oogarts. Gaat dat met haar gebeuren?
Dat is heel goed mogelijk. Maar die mooie plannen in de rede dan? Ach ja. Dat zit zo: de geschiedenis wijst uit dat VVD-politici altijd ongeveer één jaar voor de verkiezingen concessies gaan doen in verbale zin (niet in daden!) aan de rechterkant van het politieke spectrum (PVV, FVD, BBB). Dit om te voorkomen dat hun partij wordt weggevaagd bij de verkiezingen.
Zo gaf minister Edith Schippers (VVD) in 2016 een “rechtse” Schoo-lezing. Want in 2017 waren de verkiezingen. D66, GroenLinks, PvdA en andere linkse partijen vinden dat niet erg, want zij weten dat “rechtse praat” van een VVD-politicus voor de verkiezingen niets voorstelt. Het is als linkse politicus ook verstandig daar niets over te zeggen. Waarom zou je? Het linkse beleid gaat gewoon onverminderd voort. VVD-politici maken gewoon wat ketelmuziek. Die ketelmuziek moet je ze gunnen. Je moet alleen de strijd aangaan met de VVD wanneer het risico bestaat dat rechtse ketelmuziek zich vertaalt in echt beleid. En dat is zo goed als nooit.
Voor premier Rutte wordt het maken van die ketelmuziek steeds moeilijker. Nieuwe gezichten kunnen dat altijd beter. En Dilan Yeşilgöz is een nieuw gezicht. Zij kan dus op dit moment alles zeggen waarvan rechtse kiezers denken “dat is mij uit het hart gegrepen”. Vervolgens denken die rechtse denkers dan: ik ga stemmen op de VVD, want zoals deze nieuwkomer Yeşilgöz het zegt zal het ook wel in beleid neerdalen. Nee dus.
Maar dit gezegd hebbende ga ik toch verder met het analyseren van haar lezing, want daarin zitten elementen die goed zijn. Elementen die eens, ik hoop vóór de Apocalyps, werkelijkheid moeten worden in Nederland.
Het goede element in haar lezing. Laten we daar eens mee beginnen. Wat is dat? Dat is dat ze 2002 (moord op Fortuyn) en 2004 (moord op Van Gogh) aanwijst als gebeurtenissen in de Nederlandse geschiedenis die enorm belangrijk zijn geweest. Die bepalen wat we geworden zijn. “l’homme est ce qu’il se fait”, zegt Sartre: de mens is wat hij zich heeft gemaakt. Maar een andere filosoof, uw dienaar, zegt: “de mens is wat hij heeft laten gebeuren.” En 2002 en 2004 hebben wij laten gebeuren. Nee, dat is ons niet overkomen.
Terug naar de minister. Alleen al door 2002 en 2004 te noemen, heeft zij een daad gesteld. Door die jaartallen te noemen is, in zekere zin, de geest uit de fles. Wie daarover gaat nadenken kan komen tot een realistische inschatting van de veiligheidsrisico’s waarmee Nederland wordt geconfronteerd. Niet het veiligheidsrisico dat verbonden is met de hopeloze strijd tegen de drugscriminaliteit. Ja, die is er ook. Maar ik concentreer mij nu even op de ideologische uitgangen. En die zijn verbonden met 2002 en 2004.
Laten we zien hoe de minister met deze twee zaken verder gaat. En laten we proberen aan te geven waar haar interpretatie de mist ingaat. Zij schrijft: “Velen in ons land gingen na die moorden de straat op. Ze schreeuwden, klapten en huilden. Om de laffe moorden en het verlies van de levens van deze twee mensen. Maar misschien ook omdat ze voelden dat van henzelf iets was afgenomen.”
Klopt redelijk. Jihadisten (Mohammed B.) “laf” noemen, is niet helemaal goed. Volkert van der G. “laf” noemen ook niet. Uiteindelijk moet je als moordenaar de daad willen plegen, levenslange gevangenisstraf riskeren, dus “laf”, nee. Maar natuurlijk wel verwerpelijk, smerig, enfin, dat kan naar believen worden aangevuld.
Veel beter is weer dat de minister zegt dat de mensen “voelden dat van henzelf iets was afgenomen.” Wat werd mensen afgenomen met de moord op Fortuyn? Een premier die zou gaan doen wat een groot deel van het volk wilde. Volkert wist dat. En precies daarom had hij ook die moord gepleegd. De moord op Fortuyn beroofde ons dus van een zelfgekozen politieke toekomst. Wat we daarna aan politieke leiders zouden gaan krijgen zouden gaan doen wat we niet wilden. En dat gaat al 20 jaar voort. Voorvoelden we dat in 2002 ook? Voorvoelden we dat 2002 ook de moord op de democratie was?
Dan: wat werd ons afgenomen door de moord op Van Gogh? Een mens. Een interviewer. Een polemist. Een filmmaker. Maar ook een vrijheid. De vrijheid om intolerante religieuze opvattingen te kritiseren en ons daarmee te wapenen voor de ondergang van onze cultuur van vrijheid.
Dank u, minister, dat u dit nu heeft geformuleerd. Nog nooit heeft iemand in uw positie dat gedaan. Hirsch Ballin niet. Donner niet. Grapperhaus niet. De koningin niet.
De minister formuleert wat de mensen in 2002 en 2004 werd afgenomen als: “Hun eigen onbevangenheid, en daarmee ook een deel van hun vrijheid.” Ook niet slecht. Zij voegt toe: “Zo voelde het in elk geval voor mij persoonlijk.” Ja, prima, maar dat “gevoel” van u gaan we ook wat inhoud geven. Dat gevoel is namelijk zuiver, maar we moeten expliciteren dat het ook een terecht gevoel was.
“Een hardere klap in het gezicht van de rechtsstaat, kon ik mij niet voorstellen. Ik verwachtte dan ook een compromisloze reactie. Dat Nederland pal zou staan voor de vrijheid van meningsuiting.”
Jawel, excellentie. Dat verwachtte u goed. Had ik ook verwacht.
“Maar ik schrok van wat er in werkelijkheid gebeurde. In een deel van de reacties klonk twijfel door. Misschien was het toch beter om een toontje lager te zingen, zo leken sommigen te vinden.”
Inderdaad, excellentie. Maar laten we even man en paard noemen. De volksschrijver Geert Mak ging een boekje schrijven waarin hij niet Mohammed B. aanklaagde maar Theo van Gogh. En Ian Buruma ging stukjes in de NRC schrijven waarin hij hetzelfde deed. Doen ze nu nog steeds overigens! Wie wordt vermoord door een jihadist, heeft dat aan zichzelf te wijten. Immers verkeerde toon. Te hard. Schofferend. Zielig voor de geloofsgemeenschap. Ik heb die theorie zelf in die tijd genoemd de “eigen schuld-theorie”.
“De reacties op de moord op Van Gogh en de arrestatie van Nekschot laten zien dat ons land een moeizame relatie heeft met religiekritiek.”
Ja, daar heeft de minister weer helemaal gelijk in. En wat moeten we daar dus aan doen? Juist, religiekritiek beschermen! Dus aangeven hoe belangrijk dat is. Een beroep op de art. 137c en d Sr. (groepsbelediging en aanzetten tot haat) ontmoedigen.
Ontmoedigen dat religieuze meningen een sterker beschermde status krijgen dan gewone meningen, allemaal dingen die uw voorgangers Hirsch Ballin en Donner hebben geprobeerd wettelijk te regelen. En nog steeds is die dreigende tendens aanwezig. Niet alleen bij het confessioneel erfdeel, maar ook bij D66 en bij de wokies die u terecht op de korrel neemt. Het staat u alleen nog te vaag voor de geest hoe de wereldbeschouwing van de wokies samenhangt met de ontkenning van het recht op religiekritiek. Ik kom daarop nog terug.
“Vrijheid van godsdienst is een groot goed voor ons, misschien is dat deel van de verklaring….”
Nou nee, niet helemaal. Hoe ga ik dat heel kort even schetsen? Laat ik het zo doen. Volgens het systeem van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en het Europese mensenrechtenverdrag houdt vrijheid van religie in ook de vrijheid om van religie te veranderen (ander theïsme aan te nemen) en geheel van religie af te vallen (a-theïsme” te adopteren). En dat vinden ze niet goed in de Arabische wereld. Dat ligt gevoelig in de wereld van de islam. Daar gaat men uit van een apostasie-verbod, niet van een recht op apostasie. En dat botst met de rechtsorde die u probeert te verdedigen. U kunt dat punt van controverse beter scherp onder ogen zien, want dan kunt u zich ook bezinnen op een strategie om daarmee om te gaan.
“Ik sprak hier afgelopen zomer een paar maal over met Amos Guiora, een Israëlisch–Amerikaanse hoogleraar in de rechten.” Goed zo, u bent op de goede weg. Geef uw ambtenaren op het ministerie aan goed kennis te nemen van het boek Populist and islamist challenges for international law van Guiora en uw dienaar. Verordonneer uw ambtenaren de stukjes van Buruma en Mak in de prullenmand te gooien. Baseer uw beleid op de juiste grondslagen en het gaat helemaal goed komen. Maar vaardig wel een dienstbevel uit, want uw ambtenaren lezen allemaal, op dagelijkse basis, NRC. Ze krijgen dus elke dag de fantasiewereld van de eigen schuldtheorie erin gelepeld.
“Guiora’s punt is dat politici het zo lastig vinden om standpunten te verkondigen over geloofszaken, dat ze veiligheidshalve ook religieus extremisme maar liever negeren.” Ja, klopt, maar hierover is veel meer te zeggen. En dat moeten uw ambtenaren gaan lezen in dat boek. Dus hou het niet op die paar gesprekjes en wat u daaruit meent te kunnen afleiden of u meent te kunnen herinneren.
“Als de vrijheid van meningsuiting onder druk wordt gezet of aangevallen door extremisten, is het noodzaak dat die vrijheid door leiders principieel verdedigd wordt. Niet buigen, niet knakken.”
Klopt. Dus – ik herhaal het nog maar een keer – ga niet doen wat al uw voorgangers hebben gedaan. Trouwens, niet alleen uw voorgangers als minister van justitie. Wat dacht u van de Amsterdamse burgemeester Cohen? Waarom had Van Gogh zo’n bloedhekel aan de burgemeester? Omdat het een onaardige man is? Natuurlijk niet! Die man is ontzettend aardig. Hij had alleen een totaal verkeerd beleid. Totaal verkeerde opvattingen. Een dromer. Een beleid dat Michel Houellebecq zo aardig typeert als Soumission. Het je ondergeschikt maken aan de wensen van de jihadisten. Dus godslastering gaan criminaliseren. Zoals Donner bepleitte. En vele, ja echt vele anderen ook doen. Inclusief het Europese Hof voor de Rechten de Mens in E.S. v. Austria (2018).
Excellentie, ik laat het hier weer bij. U heeft het druk. Misschien dat ik nog een derde bijdrage kan besteden aan uw redevoering. Dan moeten we het ook hebben over uw staatsrechtelijke fout. Namelijk als minister Kamerleden gaan kritiseren. Van Haga en Baudet. Dom, dom, dom.
-------------------
Paul Cliteur is de medeauteur van Populist and Islamist Challenges for International Law, American Bar Association (2019).