Pride-optocht leunt steeds meer op overheidsinstanties nu bedrijven afhaken

De Canal Parade van 2025 vormde opnieuw het kenmerkende slotstuk van Pride Amsterdam. Maar achter het feestelijke uiterlijk tekent zich een duidelijke trend af: waar grote bedrijven zich in toenemende mate terugtrekken, nemen overheidsinstanties en gesubsidieerde belangenorganisaties hun plaats in. Deze verschuiving heeft grote gevolgen, onder meer voor de neutraliteit van de overheid én de groeiende afhankelijkheid van subsidies.
Dit jaar voer voor het eerst een boot met rijksmedewerkers van diverse ministeries mee onder de naam ‘Dutch Government Pride’. Ook uitvoeringsinstanties als de Belastingdienst, Douane, Rijkswaterstaat, politie, de brandweer en Arbeidsinspectie waren vertegenwoordigd. Daarnaast deden meerdere rechtbanken mee, waaronder die van Amsterdam en Midden-Nederland. De boodschap: de overheid wil zichtbaar zijn als inclusieve werkgever en bondgenoot van de lhbti-gemeenschap.
Tegelijkertijd ontbraken dit jaar opvallend veel grote bedrijven op het water, blijkt uit onderzoek van Het Parool. Waar in 2022 nog 44 procent van de boten afkomstig was uit het bedrijfsleven, is dat in 2025 gedaald naar slechts 32 procent. Van de multinationals bleef zelfs slechts 15 procent over. Hun plaats werd ingenomen door belangenorganisaties, kleine verenigingen en overheidsdiensten.
De afname van commerciële deelname heeft financiële implicaties. Grote bedrijven droegen doorgaans substantiële bedragen bij aan het evenement en financierden hun deelname zelfstandig. Nu zij afhaken, stijgt de noodzaak tot subsidiëring van andere deelnemers. Die ontwikkeling maakt Pride in toenemende mate afhankelijk van publieke middelen, direct of indirect via subsidies, personeelsbudgetten of reiskostenvergoedingen. In 2023 maakte de gemeente Amsterdam al 800.000 euro subsidiegeld vrij voor het Pride-festival. Dit was drie keer zoveel belastinggeld als in 2021.
Veranderingen in politiek en economie
De vraag blijft hangen: waarom trekken bedrijven zich terug? Een van de achterliggende oorzaken is het gewijzigde economische klimaat, meldt Het Parool. Veel bedrijven bezuinigen op externe zichtbaarheid, waarbij Pride-deelname vaak als eerste wordt geschrapt. Tegelijk speelt geopolitiek mee. Sinds het aantreden van president Trump, die kritisch staat tegenover diversiteitsbeleid, zijn internationale concerns met Amerikaanse vestigingen of moederbedrijven terughoudender geworden. Ze voeren hun zichtbaarheid terug of stappen helemaal uit het evenement om conflicten met het Amerikaanse beleid te vermijden.
Voor ngo’s en belangenorganisaties is de deelname geen vanzelfsprekendheid, Het Parool. Zo moest stichting LGBT Asylum Support, die de plek innam van een geannuleerde commerciële deelnemer, deelname grotendeels zelf financieren. Andere gesubsidieerde instellingen zoals COC Nederland of kleinere regionale stichtingen worden deels ondersteund via gemeentelijke of nationale fondsen. De organisatie van de Pride zelf biedt bovendien subsidieregelingen aan voor non-profitdeelnemers, waardoor het aandeel door de overheid gefaciliteerde deelname structureel stijgt.
Neutrale overheid?
De huidige ontwikkeling roept fundamentele vragen op over rol en positie van de overheid. Meerdere juristen, onder wie emeritus hoogleraar Paul Cliteur, stellen dat de deelname van rechterlijke instanties en ministeriële diensten afbreuk doet aan de vereiste neutraliteit van de overheid. In de rechtswetenschap klinken vergelijkbare zorgen: deelname van rechters en griffiers zou de onafhankelijkheid van de rechtspraak ondermijnen, ongeacht hun intenties.
Tegenover deze bezwaren staat het argument dat overheden en rechterlijke macht ook deel uitmaken van de samenleving, en net als andere organisaties hun personeel mogen ondersteunen in zichtbaarheid en acceptatie. De vraag blijft echter in hoeverre publieke instellingen op deze manier het publieke debat mee vormgeven – en of dat wenselijk is.
Met de terugtrekkende beweging van het bedrijfsleven, de toename van overheidsdeelname en de oplopende subsidiëring, wordt de kwestie steeds nijpender. Wat begon als burgerinitiatief met activistische wortels, ontwikkelt zich steeds meer tot een publiek evenement waarbij de overheid niet alleen toekijkt, maar meevaart – letterlijk én figuurlijk.