Etnische spanningen splijten DENK Amsterdam: kandidaat stapt op

De Amsterdamse afdeling van DENK zit opnieuw in zwaar weer. Nog geen drie maanden voor de gemeenteraadsverkiezingen ligt de partij open en bloot in conflict, dit keer door felle beschuldigingen van interne uitsluiting en etnische voorkeursbehandeling. Het is een fractiestrijd die volgens betrokkenen al langer broeit: een botsing tussen Turkse en Marokkaanse Amsterdammers binnen dezelfde partij.
De aanleiding is het vertrek van Anouar Yacoubi, vier jaar geleden nog nummer 7 op de kandidatenlijst. Hij maakt op LinkedIn een harde breuk bekend. Zijn boodschap: hij is klaar met DENK én met de interne cultuur. “Ik stap uit DENK. En ik wil nooit meer met deze partij geassocieerd worden.”
In zijn lange verklaring beschuldigt Yacoubi de partijtop van machtsmisbruik en bewust uitsluiten van eigen kaderleden. Volgens hem worden niet de hardwerkende raadsleden beloond, maar de vertrouwelingen van het landelijke bestuur en de Tweede Kamerfractie.
“Mensen die niks hebben bijgedragen worden op verkiesbare plekken gezet,” schrijft hij in de post. “Vriendjes van het bestuur en Tweede Kamerfractie krijgen voorrang.” Ook zouden nieuwe leden bovenaan worden gezet 'alsof ze de partij al jaren dragen'.
Maar het zwaarste verwijt raakt het hart van de partij: discriminatie binnen de eigen achterban. Volgens Yacoubi worden kandidaten met een Marokkaanse achtergrond “bewust op afstand gehouden uit angst voor voorkeursstemmen.” Een opmerkelijke beschuldiging voor een partij die zich profileert als voorvechter van gelijke kansen en antidiscriminatie. Hij noemt DENK een “poppenkast” en “hypocriete partij” die naar buiten strijdt tegen racisme, maar intern mensen “uitsluit en klein houdt.”
Achtergrond: jarenlange spanningen tussen fractie en bestuur
De uitbarsting in Amsterdam komt niet uit de lucht vallen. In de landelijke top van DENK rommelt het al langer. Deze zomer stapte partijleider Stephan van Baarle tijdelijk op, omdat hij zich volgens eigen zeggen “als lijsttrekker ondermijnd” voelde.
Volgens verschillende partijbronnen was ook daar sprake van etnische spanningen, meldde NRC destijds. Het bestuur, geleid door voorzitter Ejder Köse, zou een duidelijke voorkeur hebben voor Turkse Nederlanders. De Kamerfractie, met Van Baarle aan het hoofd, wilde juist “brede diversiteit” en meer ruimte voor vrouwen en zwarte leden.
Interne mails verwezen destijds al naar gesprekken waarin kandidaten met Turkse achtergrond bevoordeeld zouden worden. Het bestuur ontkende dat, maar erkende wel dat er “meerdere lijstvarianten” waren voorgelegd waarin de machtsverhoudingen gevoelig lagen. Van Baarle keerde uiteindelijk terug als lijsttrekker, maar het conflict was verre van opgelost.





















































