In juli 2021 kondigde Ben & Jerry's aan dat het geen ijs meer wil gaan verkopen in de Westelijke Jordaanoever, inclusief Oost-Jeruzalem. Dit is omdat dit gebied volgens internationaal recht bezet zou zijn door Israël. Deze bezetting zou in strijd zijn met de waarde van het ijsbedrijf. NOS-verslaggever Ties Brock zei destijds hierover: 'Ben & Jerry's neemt hiermee nadrukkelijk stelling tegen de Israëlische politiek.'
Ben & Jerry's is echter onderdeel van Unilever. Het moederconcern was het oneens met dit besluit. Afgelopen mei liet Unilever een busje rondrijden in Londen met daarop de tekst: 'IJs en politiek gaan niet gobed samen.' Maar afgelopen zomer ging Unilever zelfs een stapje verder. Het moederconcern besloot het Israëlische deel van Ben & Jerry's te verkopen aan een lokale licentiehouder. Hierdoor kon hetzelfde ijs onder de Hebreeuwse en Arabische naam toch beschikbaar blijven in deze gebieden.
Ben & Jerry's was het hiermee echter niet eens, en sleepte Unilever in augustus voor de rechter. Het ijsmerk beweerde namelijk dat hun integriteit werd aangetast door de verkoop van hun ijs op de Westelijke Jordaanoever. Hierdoor zou het ijsmerk onherstelbare schade lijden. Maar de rechter achtte de argumenten "te speculatief", en stelde Unilever in het gelijk. Aldus ging de verkoop van het Ben & Jerry's-ijs op de Westelijke Jordaanoever gewoon door.
Vasthouden aan standpunt
Maar het ijsbedrijf laat het er niet bij zitten. Vorige week sprak Ben & Jerry's opnieuw zijn afkeuring uit van de verkoop tegenover persbureau Bloomberg. 'Het is in strijd met internationaal recht, mensenrechten en onze idealen,' zei een woordvoerder.
Zondag, tegenover Financieel Dagblad, benadrukt de kersverse directeur van de ijsdivisie van Unilever, Matt Close, dit standpunt: 'We zijn trots op het merk en we gaan het niet verkopen.' Wel erkent hij dat hij 'niet kan ingaan op het juridische conflict' tussen Ben & Jerry's en Unilever.