7e salarisverhoging voor EU-personeel in 3 jaar: Von der Leyen krijgt bijna 35.000 euro per maand

Terwijl de Europese inflatie afneemt, stijgen de salarissen van EU-ambtenaren opnieuw. Voor de zevende keer sinds 2022 krijgen de 66.000 medewerkers van de Europese instellingen een loonsverhoging, meldt de Duitse krant Bild. Vooral aan de top loopt de stijging flink op: voorzitter Ursula von der Leyen gaat er 2.700 euro per maand op vooruit en komt daarmee op een salaris van 34.800 euro.
De verhoging gaat in per april en geldt voor alle medewerkers van de Europese instellingen. Ook Eurocommissarissen profiteren: zij gaan van ongeveer 26.200 naar 28.400 euro per maand. Op het laagste loonniveau stijgt het salaris van 3.361 naar 3.645 euro. De hoogste ambtenarenschaal gaat van 23.262 naar 25.229 euro. Daarbovenop ontvangen velen extra toelagen, zoals onkostenvergoedingen, expatpremies en kinderbijslagen.
Officieel zijn de jaarlijkse loonaanpassingen gekoppeld aan de kosten van levensonderhoud in België en Luxemburg. Deze landen huisvesten het grootste deel van de EU-instellingen. De inflatiecijfers daar vormen de basis voor de indexering.
Door de energiecrisis na corona steeg de inflatie in 2022 fors: 11,5 procent in de EU, 10,6 procent in de eurozone. Dat leidde tot meerdere verhogingen in korte tijd. In februari 2025 is de inflatie weer teruggelopen naar 2,7 procent in de EU en 2,3 procent in de eurozone.
De Europese Commissie past een zogenaamde moderatieclausule toe. Die houdt in dat loonsverhogingen in eerste instantie beperkt worden tot 2 procent, met uitgestelde uitbetaling van de rest na negen maanden. Toch leidt de stap tot discussie, zeker omdat de Commissie automatische loonindexering in lidstaten als België afwijst. Volgens Brussel zou dat de arbeidskosten opdrijven en een loon-prijsspiraal veroorzaken.
Politieke kritiek
De salarissen van EU-politici en topambtenaren liggen al langer onder vuur. Vorig jaar kreeg voormalig voorzitter van de Europese Raad, Charles Michel, bij zijn vertrek een eenmalige vergoeding van 260.000 euro. Dat leidde tot felle kritiek, zowel in nationale parlementen als in de media.
Tegenstanders spreken van “wereldvreemdheid” in Brussel, zeker in een tijd waarin veel Europese burgers worstelen met hoge kosten voor energie, boodschappen en wonen. Voorstanders wijzen erop dat het om wettelijk vastgelegde aanpassingen gaat, gebaseerd op objectieve indexen.
De nieuwe verhoging werpt opnieuw vragen op over de afstand tussen Europese instellingen en de samenleving. Terwijl politici in lidstaten discussiëren over bezuinigingen en koopkracht, stijgen de Brusselse lonen gestaag. De vraag is of de Europese Commissie, in een tijd van groeiend wantrouwen en euroscepsis, deze stap goed weet uit te leggen.