Klimaatparadox: Duitse kernuitstap leidt tot hogere CO2-uitstoot

Terwijl veel Europese landen hun kernenergie nieuw leven inblazen, worstelt Duitsland met de gevolgen van haar kernuitstap. De sluiting van alle kerncentrales heeft niet alleen geleid tot een forse toename van de CO2-uitstoot, maar ook tot hogere stroomprijzen en economische stagnatie. Een nieuw rapport van PwC legt de pijnpunten bloot en voedt het debat over een mogelijke terugkeer van kernenergie, met name in de vorm van nieuwe, kleinere reactoren.
Toen Duitsland in 2002 besloot om kernenergie geleidelijk af te bouwen, werd dat gezien als een moedige keuze voor een duurzame toekomst. Na de kernramp in Fukushima in 2011 werd het tempo drastisch versneld. Acht reactoren gingen binnen zes maanden dicht. In april 2023 sloten de laatste drie hun deuren: Emsland, Isar-2 en Neckarwestheim-2.
Wat begon als een ideologische Energiewende, is inmiddels uitgegroeid tot een economische en ecologische boemerang. In 2011 leverde kernenergie nog 33 procent van de Duitse elektriciteit. Nu ligt dat op 0 procent, en is het land voor 39 procent afhankelijk van kolen en aardgas. Het aandeel emissievrije stroomproductie is gedaald tot 61 procent.. Als de kerncentrales in bedrijf waren gebleven, had dat 94 procent kunnen zijn, stelt PwC.
Meer uitstoot, duurdere stroom
Volgens de onderzoekers had Duitsland met zijn nucleaire vloot in 2024 vrijwel alle elektriciteit zonder uitstoot kunnen opwekken. Nu stoot het land aanzienlijk meer CO₂ uit dan landen met een actieve kernenergiesector, zoals Frankrijk, België of Spanje. Zelfs met een groei van hernieuwbare energie is het effect daarvan grotendeels tenietgedaan door de fossiele terugval.
Tegelijkertijd zijn de elektriciteitsprijzen fors gestegen. Zonder de sluiting zou de gemiddelde prijs in 2024 zo’n 23 procent lager liggen. Dat komt neer op 18 euro per megawattuur verschil. In periodes met weinig zon en wind schieten de prijzen bovendien door het dak, soms tot boven de 500 euro per milliwattuur.
Die prijsschommelingen raken niet alleen huishoudens, maar ook de industrie. Bedrijven zien hun concurrentiepositie verzwakken, terwijl consumenten koopkracht verliezen. Volgens PwC draagt dit alles direct bij aan de huidige economische recessie in Duitsland.
Politieke koerswijziging
De energiecrisis en de gevolgen van de kernuitstap waren onderwerp van hevige politieke strijd. In december 2024 verloor bondskanselier Olaf Scholz het vertrouwen van het parlement. Bij de vervroegde verkiezingen in februari 2025 won Friedrich Merz (CDU), die kernenergie prominent op de agenda zette.
Merz wil de bouw van zogeheten Small Modular Reactors (SMR’s) stimuleren. Deze kleine, moderne kernreactoren zouden veiliger, flexibeler en goedkoper zijn dan traditionele centrales. Ook wordt onderzocht of de laatste drie gesloten reactoren kunnen worden heropend. De CDU krijgt steun van coalitiepartners CSU en FDP, die eveneens pleiten voor herinvoering van kernenergie.
“De omstandigheden zijn fundamenteel veranderd,” stellen zij. “Zonder kernenergie is de energietransitie onbetaalbaar én inefficiënt.”
Een nieuwe kernkoers?
Hoewel de meningen verdeeld blijven, lijkt de toon in Duitsland definitief te kantelen. Zelfs partijen die traditioneel tegen kernenergie zijn, steunen inmiddels de bouw van nieuwe gascentrales om de kolen te vervangen. Het nieuwe kabinet staat voor de keuze: inzetten op gas en hernieuwbaar, of kernenergie weer toelaten in de energiemix.
Voorlopig ligt er een plan om tegen 2030 24 GW aan nieuwe gasgestookte capaciteit te bouwen, goed voor een investering van 40 miljard euro. Of daar ook kernenergie aan wordt toegevoegd, is nog onderwerp van intensief debat.
Maar één conclusie lijkt onontkoombaar: de kernuitstap, ooit bedoeld als stap naar duurzaamheid, heeft Duitsland voorlopig juist afhankelijker gemaakt van fossiele brandstoffen, buitenlandse energie en CO2-uitstoot. De vraag is of de politieke moed om die koers te herzien op tijd komt.