Noorwegen: een links-socialistische hel?
Lange tijd werd Noorwegen internationaal geroemd als een modelstaat met een sterke economie en hoge levensstandaard. Maar inmiddels lijkt het land zich in de voet te schieten. In de afgelopen twee jaar hebben 100 van de 400 grootste belastingbetalers, goed voor bijna 50 procent van de totale rijkdom binnen deze groep, het land verlaten. Ondernemers ontvluchten Noorwegen om hun bedrijven te beschermen tegen een steeds vijandiger belastingklimaat. Is Noorwegen op weg een links-socialistische hel te worden?
De Scandinavische landen staan bekend om hun egalitaire idealen: hoge belastingen in ruil voor uitgebreide sociale voorzieningen en uitstekende publieke diensten. Noorwegen lijkt echter te verdwalen in dit model. Het land besteedt 45 procent meer aan gezondheidszorg dan buurland Zweden, zonder betere resultaten te boeken. Het investeert 50 procent meer in onderwijs dan Finland, maar scoort slechter in resultaten. En dan is er nog de 3 miljard euro kostende offshore windmolenproject, dat volgens experts financieel onhaalbaar is. Ironisch genoeg is dat bedrag vergelijkbaar met de totale opbrengst van de vermogensbelasting.
Het huidige beleid van Noorwegen, waarin ondernemers worden behandeld als onuitputtelijke bronnen van belastinginkomsten, stuit op toenemende kritiek. Het belastingregime is recent nog zwaarder geworden, met een verhoging van de vermogensbelasting en de invoering van een zogeheten vertrekbelasting. Deze belasting op niet-gerealiseerde vermogenswinsten betekent dat wie Noorwegen verlaat, direct 38 procent van de marktwaarde van zijn activa moet betalen. Dit geldt ongeacht of de activa in waarde dalen of zelfs waardeloos worden.
“Voor socialistische politici in Noorwegen zijn ondernemers slechts spaarpotten die moeten worden leeggeroofd voor nog meer uitgaven.,” schrijft Fredrik Haga, een Noorse ondernemer die het land recent verliet, in zijn column bij The Free Press. “Het onvermijdelijke resultaat: ondernemers vertrekken nog voor ze hun bedrijf hebben opgestart.”
Olie: zegen of vloek?
Noorwegen heeft decennialang geprofiteerd van zijn immense olievoorraden, waarmee het land een ongeëvenaard sociaal vangnet kon opbouwen. In de jaren ’90 werd een soeverein fonds opgericht om te voorkomen dat de olieopbrengsten zouden opdrogen. Slechts 3 procent van het fonds mag jaarlijks worden uitgegeven, wat leidde tot financiële stabiliteit.
Toch heeft deze rijkdom een keerzijde. Het vertrouwen op olie-inkomsten heeft geleid tot een zekere desinteresse in economische groei en innovatie buiten de olie-industrie. Ondernemers worden gezien als een makkelijke bron van belastinginkomsten, terwijl technologische innovatie stagneert. Noorwegen heeft nu slechts twee van de dertig meest waardevolle bedrijven in Scandinavië: Equinor (staatsolie) en DNB (bank). Geen van beide is een technologisch zwaargewicht.
Teruglopende innovatie
Het contrast met buurland Zweden is schrijnend. Sinds Zweden in 2007 de vermogensbelasting afschafte, is de techsector daar enorm gegroeid. Bedrijven als Spotify hebben inmiddels een grotere marktkapitalisatie dan Equinor. Noorwegen daarentegen lijkt vast te zitten in een ouderwets economisch model dat innovatie ontmoedigt. “Het is alsof de regering met een bazooka in haar eigen voet schiet,” stelt Haga in zijn column.
De verkiezingen van 2025 zouden een nieuwe regering kunnen brengen, maar zelfs de meest ondernemingsvriendelijke partijen lijken vast te houden aan een afgeslankte versie van de vermogensbelasting. Dit geeft weinig hoop op een drastische koerswijziging. Ondertussen kampen Noorse burgers met groeiende inefficiënties in publieke diensten. Zelfs het iconische Noorse treinnetwerk, ooit een toonbeeld van betrouwbaarheid, heeft te maken met ernstige vertragingen en twee recente treinongelukken.
Noorwegen biedt een huiveringwekkende les over wat er kan gebeuren als een overheid te afhankelijk wordt van belastingen op de rijken en te weinig oog heeft voor economische dynamiek. Het land lijkt langzaam af te glijden naar een scenario waarin innovatie sterft en bedrijven verdwijnen. Zoals Fredrik Haga het verwoordt: “Ik ben helaas blij dat ik op tijd ben vertrokken.”