Een overheidseconomie is geen economie. Want de overheid creëert niks, maar kost veel

De overheid leverde vorig jaar de grootste bijdrage aan de economische groei van ons land. Dat liet een analyse van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) afgelopen week zien. Een contradictio in terminis, want een overheidseconomie levert geen winst op, maar slechts verlies. In tegenstelling tot wat ons in de afgelopen jaren is voorgespiegeld, zijn staatsprojecten, overheidsinitiatieven, oorlogen, vredesmissies en Rijksambtenaren geen investering waar je rendement op maakt, maar een kostenpost die ten koste gaat van het resultaat.
In 2024 groeide de Nederlandse economie met 1,1 procent. 0,9 procent hiervan kwam van ‘overheidsconsumptie’. Kortom: belastinggeld dat door de overheid werd stukgeslagen op zogenaamd maatschappelijke doeleinden, maar waar de maatschappij helemaal niets aan heeft. Want dat is wel de realiteit: de overheid consumeert, vreet zich vol, op onze kosten. En nadat wij, het volk, de rekening hebben betaald staan we met lege handen. Want we kopen weinig voor al dat geld. Een duidelijk voorbeeld: de overheid gaf in 2024 15 procent meer geld uit aan het toch al zwaar gesubsidieerde staatsonderwijs en ondanks dat gingen de onderwijsresultaten hard achteruit. Inmiddels is één op de drie leerlingen die in ons land van de basisschool af komt functioneel analfabeet. Nederland bungelt op de wereldwijde PISA-ladder onderaan, samen met landen in de Derde Wereld. De ondertussen bijna 60 miljard die er per jaar naar onderwijs gaat maakt onze kinderen dus dommer, in plaats van slimmer. Tot overmaat van de ramp op de begroting is er in het onderwijs een oververtegenwoordiging van consultants: de ‘plaag van Bureau Buitenschot’, volgens de kritische onderzoeksgroep De Verleiders. De verhouding is een hallucinante een op twee en een half. Dat wil zeggen dat er één peperdure consultant rondloopt op twee en een halve onderbetaalde docent, onderwijzer of onderwijsmedewerker. Met dank aan de sturende topambtenaren in Den Haag. Je hoeft geen wiskundedocent te zijn om te concluderen dat die optelsom niet klopt.