Waarom is Orbán tegen toetreding Oekraïne tot de EU?

De machtsstrijd tussen Viktor Orbán en Brussel is uitgegroeid tot een blijvend front in de Europese politiek. Wat ooit begon als kritiek op Hongarije’s mediabeleid en grondwet, is uitgegroeid tot een symbool van het bredere conflict tussen nationale soevereiniteit en Europese centralisering. Terwijl Brussel spreekt over het ‘afbreken van de rechtsstaat’, ziet Orbán de Europese Unie als een instrument van politieke druk en chantage. In dit opiniestuk schetst Szabolcs Janik hoe deze botsing zich ontwikkelde, waarom Oekraïne’s mogelijke EU-lidmaatschap de nieuwste brandhaard is, en waarom het beperken van Hongarije’s vetorecht volgens hem een gevaarlijk precedent zou zijn.
Politieke gevechten tussen de Hongaarse premier Viktor Orbán en ‘Brussel’ zijn niets nieuws. Het rechtse kabinet kreeg al begin jaren 2010 stevige kritiek van EU-instellingen over onderwerpen als de invoering van Hongarije’s nieuwe Grondwet, latere wijzigingen daarvan, en de nieuwe mediawet. De “afbraak van de rechtsstaat”, zoals de EU het noemt, is sindsdien een terugkerend verwijt gebleven, met opvallende episodes zoals de migratiecrisis van 2015 en de nasleep daarvan, de start van de Artikel-7-procedure in 2018, en het blokkeren van EU-fondsen (RRF en cohesiefondsen) onder nieuwe voorwaardelijke mechanismen in 2021-2022.