Suriname wilde niet onafhankelijk worden, stelt emeritus hoogleraar

Vijftig jaar na de Surinaamse onafhankelijkheid kijkt emeritus-hoogleraar Chan Choenni terug op een periode die volgens hem minder vanzelfsprekend was dan vaak wordt gedacht. De oud-student van de UvA zag in 1975 hoe Suriname zelfstandig werd, maar stelt dat de bevolking daar destijds niet achter stond. „De onafhankelijkheid is opgedrongen,” zegt hij tegenover het universiteitsblad Folia.
Choenni werd in 1953 geboren in Paramaribo. Suriname was toen nog een kolonie. Pas in 1954 kreeg het land een gelijkwaardige status binnen het Koninkrijk. Buitenlandse zaken en defensie bleven echter in Nederlandse handen. Volgens Choenni was het onderwerp onafhankelijkheid in Suriname nauwelijks actueel. „De meerderheid was tegen. Men was in Suriname over het algemeen zeer koningsgezind, en wilde bij Nederland blijven.”
Het debat begon in Nederland, zegt hij. Daar ontstond een kleine maar luide groep nationalisten die aandrong op zelfstandigheid. Tegelijk paste het in de internationale dekolonisatiegolf. Nederland wilde af van de koloniale status. „Nederland heeft Suriname in een onzekere situatie zelfstandig verklaard.”
Polarisatie en verkeerde verwachtingen
In de jaren zestig veranderde Suriname sterk. De economie groeide en de relaties tussen bevolkingsgroepen waren stabiel. Dat beeld kantelde toen een nieuwe politieke leider fel voor onafhankelijkheid pleitte. De polarisatie nam toe, en Den Haag duwde in dezelfde richting, aldus Choenni.
De overgang in 1975 ging volgens hem te snel. Nederland gaf drie miljard gulden mee, maar het geld kwam terecht in “de verkeerde zakken” en werd slecht besteed. Het gevolg was onrust, vertrek en teleurstelling.
Studeren in Amsterdam tijdens een linkse golf
Choenni verhuisde in 1972 naar Amsterdam en studeerde politicologie aan de UvA. Het was een uitgesproken linkse tijd, waarin vrijwel iedereen vóór onafhankelijkheid was. „Men vond dat Suriname werd uitgebuit en bevrijd moest worden.” Zelf vond hij dat Suriname beter af was met Nederlandse steun.
Surinamers waren al langer sterk vertegenwoordigd aan de universiteit. Volgens Choenni hadden zij een goede reputatie. Discriminatie ervoer hij niet. „Ik werd totaal geaccepteerd en heb van discriminatie aan de UvA niets gemerkt.”
Verdeelde gemeenschap en dubbele standaarden
Toen in 1975 de onafhankelijkheid werkelijkheid werd, reageerde de Surinaamse gemeenschap in Nederland verdeeld. Sommigen waren blij, anderen twijfelden aan de toekomst van het land. Choenni zat in die laatste groep. Hij wijst erop dat veel voorstanders van de onafhankelijkheid uiteindelijk in Nederland bleven. „Ze hebben van de daken geschreeuwd dat Suriname onafhankelijk moest worden, maar zijn niet teruggegaan.”
Ondertussen verslechterde het beeld van Surinamers in Nederland. De komst van jonge mannen die in criminaliteit belandden speelde mee. Pas in de jaren negentig ontstond bredere emancipatie, mede door werkgelegenheid, woningbouw en succes van Surinaamse voetballers. „Ik werd, nadat het Nederlands elftal een wedstrijd had gewonnen, ineens omarmd en gezien als landgenoot.”
Universiteiten, koloniale aandacht en achterstand
Choenni werkte later aan de universiteiten van Leiden en Utrecht, en werd hoogleraar surinamistiek aan de VU. De aandacht voor kolonialisme groeide sterk. Tegelijk ziet hij dat de UvA nog steeds achterblijft in het aantal studenten met een migratieachtergrond. Volgens hem komt dat door cultuurverschillen tussen instellingen. „Ik denk dat er bij de VU, door de christelijke houding, van oudsher meer een sfeer was van vriendelijkheid naar Surinamers en andere religieuze groepen. Terwijl de UvA altijd een links profiel heeft gehad, en dus alleen linkse studenten aantrok.”
Een halve eeuw na de onafhankelijkheid is volgens Choenni duidelijk dat de stap te vroeg kwam. De bevolking wilde het niet, de voorbereiding was zwak en de gevolgen waren groot. Hij ziet wel dat de emancipatie van Surinamers in Nederland inmiddels veel verder is, maar benadrukt dat universiteiten, waaronder de UvA, nog werk hebben te doen. „Op dat terrein loopt de UvA eigenlijk heel erg achter vergeleken met andere universiteiten.”
















































