Wilde Suriname wel onafhankelijk worden? Dit zegt een emeritus hoogleraar

Vijftig jaar na de onafhankelijkheid van Suriname klinkt het officiële verhaal nog altijd positief: een koloniale relatie werd beëindigd, een jonge natie begon aan haar eigen toekomst. Maar volgens emeritus hoogleraar Chan Choenni is dat beeld slechts de halve waarheid. In gesprek met NieuwRechts noemt hij de stap in 1975 ‘ondoordacht’ en ‘niet gedragen door de bevolking zelf’. Wat volgde, zegt hij, was politieke instabiliteit, massale emigratie en een langdurige achterstand die tot op de dag van vandaag voelbaar is.
Choenni plaatst de kiem van het onafhankelijkheidsproces niet in Paramaribo, maar in Den Haag. Begin jaren zeventig waaide een sterke dekolonisatiegolf door de Nederlandse politiek. Het kabinet-Den Uyl wilde af van koloniale relaties, de PvdA had onafhankelijkheid opgenomen in het verkiezingsprogramma en binnen progressieve kringen gold decolonisatie als morele plicht. “Links-Nederland wilde niet het imago hebben van een koloniale macht,” zegt hij. “En de PvdA had in zijn verkiezingsprogramma gezegd dat Suriname onafhankelijk moest worden.”




















































