Rechter straft Greenpeace: laster en geweldactivisme komen hen duur te staan

Een jury in de Amerikaanse staat North Dakota heeft Greenpeace veroordeeld tot een schadevergoeding van 667 miljoen dollar. De milieuorganisatie werd schuldig bevonden aan laster en betrokkenheid bij gewelddadige acties tegen de aanleg van een oliepijpleiding. Het grootste deel van de boete, bijna 404 miljoen dollar, moet worden betaald door Greenpeace USA. Greenpeace International en het Greenpeace Fund moeten elk 131 miljoen dollar betalen.
De zaak draait om de protesten in 2016 en 2017 tegen de Dakota Access Pipeline, een pijpleiding die door het Standing Rock-reservaat in North Dakota loopt. Milieuactivisten en inheemse groepen voerden maandenlang actie tegen het project, waarbij Greenpeace een leidende rol speelde. Volgens het Texaanse bedrijf Energy Transfer, eigenaar van de pijpleiding, veroorzaakten de protesten aanzienlijke schade, zowel financieel als materieel.
Energy Transfer beweerde dat Greenpeace bewust valse informatie verspreidde over het milieueffect van de pijpleiding en oproepen deed tot geweld en vernielingen. Het bedrijf eiste in eerste instantie 300 miljoen dollar schadevergoeding, maar de jury kwam uiteindelijk tot een veel hoger bedrag.
Greenpeace heeft aangekondigd in hoger beroep te gaan. Volgens de organisatie is de uitspraak een aanval op het recht op protest en is het proces een voorbeeld van SLAPP-zaken (Strategic Lawsuits Against Public Participation). Dit soort rechtszaken wordt door grote bedrijven gebruikt om tegenstanders financieel en juridisch uit te putten, stelt de milieuorganisatie.