Ons politieke systeem is gebouwd voor een land dat niet meer bestaat

Het politieke tijdperk van grote consolideerde politieke partijen is voorbij, het vertrouwen brokkelt af, en niemand voelt zich nog echt vertegenwoordigd. Toch blijven velen dat “versplintering” noemen - alsof het iets is wat we moeten repareren, in plaats van begrijpen. Daar breng ik iets tegenin: misschien weet je wel niet wat je moet stemmen, omdat het oude systeem niet langer werkt voor wie we zijn geworden.
Er was een tijd dat je identiteit grotendeels werd gevormd door je geboorteplaats. Je ging naar de katholieke school, zat bij de katholieke sportvereniging en stemde op de katholieke partij. Je wereld was overzichtelijk, verzuild, voorspelbaar - en de kans dat je iemand ontmoette buiten jouw bubbel was klein. Informatie kwam traag, via de krant of de preekstoel, en de ruimte voor twijfel was beperkt.
Vandaag leven we in het tegenovergestelde. We reizen moeiteloos, wonen overal, ontmoeten mensen met totaal andere achtergronden, en krijgen per seconde nieuwe indrukken voorgeschoteld. Het internet heeft onze werkelijkheid in stukjes gebroken. Niet langer één grote zuil, maar duizenden kleine blokjes informatie die we als een soort Tetris in ons hoofd proberen te plaatsen: goed, fout, belangrijk, onbelangrijk. Met diezelfde gaten die je soms in dat spelletje hebt - en precies dáárdoor wordt ons wereldbeeld gevormd.

Toch is dat wereldbeeld niet noodzakelijk individualistisch, al wordt het wel individueler opgebouwd. We schikken onszelf. Niet langer via de zuil waarin we opgroeien, maar via de thema’s, ideeën en waarden die we zelf kiezen en samenstellen. Dat noem ik het tijdperk van zelfschikking. Een tijdperk waarin ieder mens zijn eigen morele en informatieve kompas vormt, los van instituties die ooit voor ons dachten.
Maar dan rijst de vraag: past ons politieke systeem daar nog wel bij?
Onze democratie is nog altijd gebouwd op het idee dat we mensen kiezen die namens ons spreken - alsof representatie een statisch proces is. Alleen blijkt dat model steeds slechter te werken. De groei van het aantal partijen wordt vaak “versplintering” genoemd, alsof het iets slechts is. Maar is het niet simpelweg een logisch gevolg van de samenleving waarin we leven?
We weten meer, we zien meer, we denken breder. We hebben toegang tot een vrijwel oneindige hoeveelheid perspectieven en tenzij we hier een autoritair regime krijgen worden dit er alleen maar meer. Logisch dus dat mensen met die steeds verschillendere wereldbeelden zoeken naar iemand die écht bij hun wereldbeeld past. Niet omdat politici slechter zijn geworden, maar omdat geen enkele politicus, hoe goed ook, nog al die individuele variaties kan vertegenwoordigen.
Versplintering is dan niet het probleem - het is het symptoom van een systeem dat niet meer past bij zijn tijd. En toch proberen we het te bestrijden met autoritaire reflexen: kiesdrempels waarmee we deze organische trend hardhandig inperken, fusies om maar mee te kunnen regeren, extra zetels zodat de werkdruk wat lager wordt. Pleisters op een fundamentele wond.
Misschien is dat ook waarom zoveel mensen niet meer weten wat ze moeten stemmen. Niet uit desinteresse, maar juist omdat ze zóveel zien, lezen en begrijpen dat geen enkele partij hun complexe werkelijkheid nog weerspiegelt. Het stemhokje is daarmee niet langer een plek van overtuiging, maar van afweging - een berekende gok tussen teleurstelling A of B. We zijn te divers geworden voor een systeem dat nog uitgaat van één vaste keuze, één hokje, één persoon die zogenaamd “voor ons allen” spreekt.
Daarom is in mijn ogen de echte vraag: durven we onze democratie opnieuw te ontwerpen voor het tijdperk van zelfschikking? Een systeem waarin je niet langer één persoon kiest die over alles beslist, maar waarin je invloed kunt uitoefenen per thema. Waar mandaten thematisch zijn, niet persoonlijk. Waar ministers weer echt uitvoerend zijn - dienaars vanuit de gehele Kamer, niet van hun partij of enkel de coalitie. Waar het referendum terugkeert, zodat burgers ook werkelijk correctie kunnen uitoefenen in plaats van eens per vier jaar hun onvrede in te slikken.
Dat vergt moed. En vooral: partijen die bereid zijn hun eigen machtspositie af te breken om ruimte te maken voor een dynamischer en eigentijds systeem in het landsbelang. Die hun kartel durven openbreken, links én rechts.
Was er maar zo’n partij. Dan wist ik wat ik moest stemmen.



















































